Hilckmann hoeft aan hun ex-werknemers geen extra vergoeding te betalen
Hilckmann en Slachthuis Nijmegen hebben hun bedrijfsactiviteiten in maart 2016 gestaakt, waarna beide bedrijven zijn gesloten. Al het personeel is vervolgens, met toestemming van het UWV, ontslagen. De beslissing om de bedrijven te sluiten kwam nadat de bedrijven eerder een overeenkomst hadden gesloten met de gemeente Nijmegen over verplaatsing naar Cuijk en nadat de gemeente 21 miljoen euro had betaald. Er is sprake (geweest) van meerdere procedures tussen de bedrijven en de gemeente Nijmegen.
De procedure waarin de kantonrechter vandaag uitspraak heeft gedaan betrof een door de FNV namens een groot aantal oud-werknemers tegen de bedrijven aangespannen procedure op grond van het arbeidsrecht. De kantonrechter heeft in deze procedure in december 2016 al geoordeeld dat de ex-werknemers op grond van de wet recht hebben op uitbetaling van de transitievergoeding. De vraag of de ex-werknemers ook recht hebben op een extra (billijke) vergoeding kon op dat moment nog niet worden beantwoord. Daarvoor moesten de bedrijven bewijs aanleveren.
Wat is een billijke vergoeding?
Een werkgever heeft in principe de vrijheid om zijn bedrijf te sluiten als dat volgens hem nodig is. De werkgever moet wel aantonen dat de sluiting terecht heeft plaatsgevonden. Sluit een werkgever zijn bedrijf ten onrechte, dan kan hij door de rechter worden veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding aan de werknemers die daardoor hun baan hebben verloren.
Noodzaak om bedrijven te sluiten voldoende aangetoond
Hilckmann en Slachthuis Nijmegen hebben de afgelopen periode in opdracht van de kantonrechter verschillende schriftelijke bewijsstukken aangeleverd. Ook zijn getuigen gehoord. Volgens de kantonrechter is voldoende aangetoond dat de financiële situatie van de bedrijven in het najaar van 2015 drastisch is gewijzigd als gevolg van het feit dat de bedrijven – door beperkingen van de Chinese overheid – geen varkensvlees (meer) naar China konden exporteren. Ook hebben de bedrijven voldoende aangetoond dat zij hierdoor van hun financiers (uiteindelijk) niet de voor verplaatsing naar Cuijk benodigde (extra) financiering hebben weten te krijgen en dat zij afstevenden op een faillissement. Daarmee is volgens de kantonrechter voldoende aangetoond dat er een noodzaak bestond om de bedrijven te sluiten. Het verzoek van de werknemers om een billijke vergoeding is daarom afgewezen.
Lees ook: