Gerechtshof Den Haag: geen 6 maar 2 procent overdrachtsbelasting

Voor de verkrijging van een pand is geen 6 maar 2 procent overdrachtsbelasting verschuldigd, oordeelt Gerechtshof Den Haag.

Op 17 september 2014 hebben twee particulieren de eigendom van een pand verkregen. Het pand is oorspronkelijk gebouwd als woonpand maar is vanaf 1949 tot begin 2014 (nagenoeg) geheel als kantoor in gebruik geweest. De belastinginspecteur is van mening dat ter zake van de verkrijging van het pand 6 procent overdrachtsbelasting is verschuldigd. De twee belanghebbenden zijn van mening dat het gaat om een pand met woonbestemming en dat over de verkrijging slechts 2 procent overdrachtsbelasting is verschuldigd.

Rechtbank Den Haag stelde de belastinginspecteur in het gelijk. Hiertoe overwoog de Rechtbank dat uit bouwtekeningen uit 2002 voor de aanleg van een airco-installatie blijkt dat de onroerende zaak bestond uit kantoorruimtes, archiefruimtes en vergaderzalen en dat de indeling van het pand nadien niet wezenlijk is gewijzigd. Gelet op deze specifieke indeling is het pand naar zijn aard niet bestemd voor bewoning. Dat de onroerende zaak feitelijk werd bewoond, doet daaraan niet af. De Rechtbank acht aannemelijk dat het ging om antikraakbewoning. Deze bewoning doet geen afbreuk aan het feit dat de onroerende zaak ten tijde van de levering naar zijn aard bestemd was om te worden gebruikt als kantoor. Ook acht de Rechtbank niet van belang dat de gemeente aan de onroerende zaak mede een woonbestemming heeft gegeven.

Gerechtshof Den Haag is het niet met dit oordeel eens. Het pand bevat alle voor bewoning noodzakelijke voorzieningen, waardoor het in de periode voorafgaande aan het verkrijgingsmoment daadwerkelijk als woning kon worden gebruikt. Weliswaar zijn er, zoals de belastinginspecteur stelt, vanaf 1949 bepaalde aanpassingen aan het pand aangebracht om het pand als kantoor in gebruik te nemen. Deze aanpassingen waren echter niet van dien aard dat het pand als gevolg daarvan niet langer geschikt was om als woning te worden gebruikt. De door de belastinginspecteur benadrukte omstandigheid dat het pand vanaf 1949 tot begin 2014 nagenoeg geheel als kantoor in gebruik is geweest, neemt evenmin weg dat het pand al die tijd de fysieke kenmerken van een voor bewoning bestemde onroerende zaak had.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.

(Bron: Fiscanet
 

Gerelateerde artikelen