Geen verwijtbaar handelen accountant Veri Soda
Zaaknr. 20/1396
Lees ook: Fiasco rond frisdrank zonder suiker opnieuw voor de tuchtrechter
Een accountant betrokken bij het dossier Veri Soda deed niets tegen directiefraude, zo werd hem verweten. Maar bewijs voor zo'n geval van fraude is er niet en dus hoefde de accountant daar evenmin tegen op te treden.
Dat oordeelde de Accountantskamer maandag. Veri Soda wilde met suikervrije frisdranken de Amerikaanse markt veroveren. De Nederlandse houdstermaatschappij Veri Soda Holding I investeerde in het Amerikaanse Veri Soda Group. Maar toen werd in de jaarrekening 2016 vermeld dat de Nederlandse houdstermaatschappij in een juridische strijd met de Amerikanen was verwikkeld.
‘Uiteindelijk is de Veri Soda Company failliet verklaard', staat in de jaarrekening vermeld als 'gebeurtenis na balansdatum'. Dat klopt niet, stelde de klager, maar het gevolg was wel dat alles als een kaartenhuis instortte. De geraamde schade zou 22 miljoen dollar zijn, zo meldde de klager. De tuchtzaak van afgelopen november was al de tweede keer dat de Accountantskamer zich over dit dossier boog. Volgens de klager heeft hij in zijn eerste klacht de accountant gewezen op directiefraude. Dus vanaf dat moment wist de accountant van die fraude en had hij daartegen moeten optreden. Door dat niet te doen, kreeg hij de tweede klacht aan de broek.
Dat optreden had gemoeten op basis van de gedragsregels van een accountant op het niet naleven van wet en regelgeving (de zogeheten NV NOCLAR). Hij had op naleving moeten aandringen of een melding moeten doen. In de stukken die de klager aan de Accountantskamer stuurde, ziet de tuchtrechter echter geen bewijs voor de gestelde directiefraude. Ook van een gebrekkige jaarrekening 2016 is niets gebleken.
“Daaruit vloeit logischerwijs voort dat niet gebleken is dat er voor betrokkene een noodzaak bestond om op grond van het bepaalde in NV NOCLAR nadere actie te ondernemen. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geenszins sprake'', zo oordeelt de tuchtrechter. Ook meende de klager dat de accountant in de vorige tuchtzaak met zijn uitlatingen bewust meewerkte aan de 'totstandkoming van onjuiste informatie'. De beklaagde accountant betwist dat. Wat er dan precies fout was, werd niet voldoende door de klager geduid. Hij verwees slechts naar de bijlagen die hij de Accountantskamer had verzonden en dat is onvoldoende. Dat de standpunten van de accountant misleidend of te kwader trouw waren, is dus evenmin bewezen.
Daarmee is het oordeel gelijk aan dat van de eerste tuchtklacht. Ook toen is de klacht ongegrond verklaard.