Geen verlaagd MRB-tarief voor door gemeente gebruikte bestelauto’s

De gemeente Sliedrecht is eigenaar van bestelauto’s die worden gebruikt voor het inzamelen van veegvuil, het legen van prullenbakken in het publieke ruimte en voor de groenvoorziening (plantsoendienst). Onlangs was voor Rechtbank Den Haag in geschil of de gemeente op aangiften een juist bedrag aan motorrijtuigenbelastingen heeft voldaan.

Meer in het bijzonder was in geschil of Sliedrecht btw-ondernemer is en uit dien hoofde in aanmerking dient te komen voor de toepassing van het lage tarief voor bestelauto’s in de zin van artikel 24b Wet MRB 1994, ook als de auto’s voor meer dan 90% worden gebruikt voor niet-economische prestaties. Hetgeen de gemeente stelt en de Inspecteur bestrijdt.

Gemeente Sliedrecht heeft, onder verwijzing naar de arresten van het Hof van Justitie van 12 februari 2009, C-515/07, ECLI:EU:C:2009:88 (Vereniging Noordelijke Land- en Tuinbouworganisatie) en met name van 15 september 2016, C-400/15, ECLI:EU:C:2016:687 (Landkreis Potsdam-Mittelmark), gesteld dat, nu zij btw-ondernemer is, alle prestaties zijn verricht in het kader van haar onderneming. Dat de auto’s worden gebruikt voor niet-economische prestaties wil dus niet zeggen dat de auto’s niet worden gebezigd in het kader van de onderneming.

De Inspecteur neemt het standpunt in dat de gemeente de bestelauto’s niet gebruikt voor met omzetbelasting belaste prestaties (economische prestaties) en de auto’s niet meer dan bijkomstig bezigt in het kader van haar onderneming.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat het gelijk aan de Inspecteur is. De door gemeente Sliedrecht aangehaalde jurisprudentie handelt over de vraag of en onder welke omstandigheden aftrek van voorbelasting bestaat, niet over de vraag wanneer sprake is van ondernemerschap.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen