Geen redelijke belangenafweging bij afwijzing verzoek om telefonisch te horen

Een particulier heeft in een WOZ-zaak verzocht om telefonisch gehoord te worden. De heffingsambtenaar heeft het verzoek afgewezen. Volgens hem was het niet mogelijk een telefonische hoorzitting op zodanige wijze in te richten dat een zorgvuldige besluitvorming is gewaarborgd. Rechtbank Oost-Brabant heeft hierover een uitspraak gedaan.

De stelling van de heffingsambtenaar dat hij de technische faciliteiten voor een telefonische hoorzitting, zoals een telefoon met speakerfunctie, niet had, acht Rechtbank Oost-Brabant onvoldoende. Van een bestuursorgaan, ook een heffingsambtenaar van een kleine gemeente, mag worden verwacht dat hij over dergelijke eenvoudige technische middelen beschikt.

Voor zover hij er niet over beschikt en zich (zoals hier) een situatie aandient die om die middelen vraagt, mag van hem worden verwacht dat hij zich moeite getroost om zich die middelen te verschaffen, zodat alsnog een telefonische hoorzitting kan worden gefaciliteerd.

De gemachtigde van de particulier heeft ter zitting aangegeven dat hij de belangen behartigt van een groot aantal belanghebbenden bij veel verschillende gemeenten en het voor zijn kantoor vrijwel onmogelijk is om alle hoorzittingen ter plaatse bij te wonen. Dit komt de rechtbank niet onredelijk voor. Dit in aanmerking nemende heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank geen zwaarder wegende belangen gesteld die zich tegen het telefonisch horen van (de gemachtigde van) de particulier verzetten. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht is geschonden.

De door de heffingsambtenaar in beroep verdedigde WOZ-waarde is niet te hoog. De rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak blijven daarom in stand.

(Bron: Fiscanet

Gerelateerde artikelen