Geen recht op belastingvrijstelling voor verhuur kamer via Airbnb
Het gaat in de zaak om iemand die in 2016 een gedeelte van de eigen woning verschillende periodes van het jaar verhuurde via Airbnb. De belastinginspecteur kwam later met een navorderingsaanslag en besliste dat de kamerverhuurvrijstelling niet van toepassing was, omdat niet voldaan was aan een van de voorwaarden. Om aanspraak te maken op de vrijstelling had de huurder ook ingeschreven moeten staan bij de gemeente en dat was niet het geval.
In de juridische strijd die volgde stapte het gerechtshof over deze voorwaarde heen. Het hof was van oordeel dat de inschrijvingseis in dit geval niet heel belangrijk was en oordeelde daarom in het voordeel van de verhuurder. Maar daar steekt de Hoge Raad nu een stokje voor. Het oordeel van het gerechtshof is volgens de hoogste rechter "onjuist".
Het ministerie van Financiën reageert positief. "Deze uitspraak geeft meer duidelijkheid aan verhuurders en de Belastingdienst over hoe de inkomsten uit verhuur via Airbnb belast worden. Dat is waardevol." Volgens de zegsman is de inschrijvingseis ooit bedoeld om het aanbod van studentenkamers te vergroten, en niet voor mensen die met Airbnb aan de slag zijn. Eerder dit jaar bepaalde de Hoge Raad ook al dat de eigenaar van een tuinhuisje de inkomsten uit Airbnb-verhuur hiervan moest opgeven voor de inkomstenbelasting.