Geen onzakelijke borgstelling; vorming voorziening toegestaan

Een bv heeft zich ten opzichte van de bank hoofdelijk aansprakelijk gesteld in het kader van een kredietfaciliteit van haar dochtermaatschappij bij de bank. Gerechtshof Den Bosch acht de Inspecteur niet geslaagd in diens bewijslast dat de bv de hoofdelijke aansprakelijkheid enkel in haar hoedanigheid als aandeelhouder heeft aanvaard, noch op het moment van aangaan van die hoofdelijke aansprakelijkheid noch op enig moment daarna. Ter zake van de aansprakelijkstelling kan daarom in 2012 een voorziening ten laste van de winst worden gevormd.

X (bv; belanghebbende) vormde van 2000 tot en met 2006 een fiscale eenheid met dochteronderneming D (bv). X heeft zich ten opzichte van de bank hoofdelijk aansprakelijk gesteld in het kader van een met ingang van 1 oktober 2003 aangegane kredietfaciliteit van D bij de bank. Vanaf 2001 tot en met 2008 waren de bedrijfsresultaten van D positief en tot en met het jaar 2007 keerde D jaarlijks winst uit aan X. D is in 2013 failliet verklaard.

X heeft ter zake van de aansprakelijkstelling in haar aangifte vpb 2012 ten laste van de belastbare winst een voorziening gevormd van € 220.971. De Inspecteur heeft het bedrag niet in aftrek toegelaten.

In geschil is of X het bedrag van de gevormde voorziening niet ten laste van haar belastbare winst over het jaar 2012 brengen omdat sprake is van een onzakelijke borgstelling.
Hof Den Bosch acht de Inspecteur niet geslaagd in diens bewijslast dat X de hoofdelijke aansprakelijkheid enkel in haar hoedanigheid als aandeelhouder heeft aanvaard, noch op het moment van aangaan van die hoofdelijke aansprakelijkheid noch op enig moment daarna. De aansprakelijkstelling is op het moment van aangaan zakelijk en is niet op enig moment na 1 oktober 2003 alsnog onzakelijk geworden.

Ter zake van de aansprakelijkstelling kan daarom in 2012 een voorziening ten laste van de winst van X worden gevormd.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen