Geen navordering ondanks frauduleus handelen medewerker Belastingdienst
In geschil is of de navorderingsaanslag vpb 2012 van € 1.9500.000 en de beschikking belastingrente van € 1.360.693 terecht zijn opgelegd. Daarbij is in hoofdzaak in geschil of sprake is van een rechtsgeldige en juist bekendgemaakte verminderingsbeschikking.
Rechtbank Gelderland oordeelde dat de verminderingsbeschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De bedoeling van de medewerker om dit bedrag te verduisteren is in beginsel niet van belang. Nu er ten onrechte verrekening heeft plaatsgevonden en dus een voorheffing tot een onjuist bedrag is verrekend, is voldaan aan de voorwaarden voor navordering die zijn gesteld in artikel 16, lid 2, aanhef en onder a, AWR, aldus de Rechtbank.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt echter dat het ambtshalve genomen besluit van 14 juni 2014 niet aan de Inspecteur (het bestuursorgaan) kan worden toegerekend. Een en ander leidt naar het oordeel van het Hof tot de conclusie dat het besluit van 14 juni 2014 ongeldig is en derhalve in dit geding als non-existent dient te worden beschouwd. Dit betekent dat het besluit rechtens niet als grondslag kan hebben gediend voor de betaling van het bedrag van € 19.500.000 aan de bv. Het op 17 juni 2014 op de bankrekening van de bv bijgeschreven bedrag van € 19.500.000 is met andere woorden niet als een teruggaaf van belasting (verrekening van dividendbelasting) uitgekeerd.
Volgens het Hof is er sprake geweest van een civielrechtelijke betaling door de Belastingdienst aan de bv die als onverschuldigd dient te worden bestempeld. Het Hof is mitsdien van oordeel dat navordering niet mogelijk is. Terugvordering dient via de civielrechtelijke weg te worden afgedwongen.
(Bron: Fiscanet)