Geen maatregel voor accountant die ‘fictieve notulen’ opstelde
Op 20 mei werd deze zaak door de Accountantskamer behandeld. Volgens de klager zou de accountant met het opstellen van fictieve notulen een administratieve fout weggemoffeld hebben. De accountant zou bovendien partijdig zijn in een geschil rond het vertrek van een aandeelhouder in een onderneming, zo stelde de klager. Hij was degene die de onderneming, adviesbureau Corbo, verliet. Met zijn vertrek ontstond een geschil over de waarde van de aandelen die van hem overgenomen moesten worden. De klager kreeg vervolgens fictieve notulen van een algemene aandeelhoudersvergadering onder zijn neus geschoven. Voor eerder gedane dividenduitkeringen zou een besluit van de aandeelhouders ontbreken. Met de ondertekening van dit besluit was dat alsnog administratief gecorrigeerd. Zou de klager niet tekenen, dan moesten de uitgekeerde dividenden worden terugbetaald. De klager voelde zich onder druk gezet, zei hij in de tuchtprocedure. Ook voerde de accountant volgens hem werkzaamheden, verricht voor privéholdings van de andere aandeelhouders, op als kosten voor de hele organisatie.
De Accountantskamer is nu tot het oordeel gekomen dat de AA ten onrechte de notulen met betrekking tot de dividenduitkeringen in 2013 en 2014 heeft opgesteld. De Accountantskamer neemt daarbij in aanmerking dat deze notulen onjuist waren, omdat de betreffende ava’s, waarop de notulen zien, niet hadden plaatsgevonden en de accountant dus ook niet kon weten wat er was besloten. Bovendien waren de door hem opgestelde notulen ongedateerd. Zodoende heeft de AA naar het oordeel van de Accountantskamer vooral onzorgvuldig gehandeld en derhalve het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. De klacht dient op dit punt gegrond te worden verklaard. De Accountantskamer is voorts van oordeel dat van een benadeling van klager of van een door hem beheerste BV vanwege de handelwijze van betrokkene niet is gebleken en dat voor zover klager dat heeft gesteld, hij dat niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, ook niet nadat hem daar ter zitting uitdrukkelijk naar is gevraagd. De klacht is in zoverre ongegrond.
De Accountantskamer heeft in deze klachtzaak in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat klager of anderen door de handelwijze van betrokkene ter zake het eerste klachtonderdeel nadeel hebben ondervonden, betrokkene in zijn verweer en ter zitting er blijk van heeft gegeven in te zien dat hij anders had dienen te handelen en tot slot dat aan betrokkene nog niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Dat alles leidt ertoe dat de Accountantskamer zal volstaan met het gegrond verklaren van de klacht op de wijze zoals hiervoor is weergegeven en dat zij geen maatregel zal opleggen.
Lees ook: