Geen laag btw-tarief op alcohol bij lunches
In geschil was of op de alcoholhoudende drank die een horeca-ondernemer bij lunches, diners en op het terras serveert het verlaagde tarief van 6% omzetbelasting van toepassing is (standpunt inspecteur van de Belastingdienst) of het algemene tarief van 21% (standpunt ondernemer).
De horeca-ondernemer onderbouwde zijn stelling met het argument dat de wijze waarop de Nederlandse wetgever de uitzondering voor restaurantdiensten heeft geregeld, in strijd is met de Europese Btw-richtlijn.
Rechtbank Gelderland ziet dat echter anders en concludeert dat de Btw-richtlijn toestaat om in het kader van één restaurantdienst twee verschillende tarieven te hanteren. De levering van de alcoholhoudende drank mag zo worden uitgesloten van de toepassing van het verlaagde btw-tarief.
Ook de stelling van de ondernemer dat het in de praktijk vrijwel ondoenlijk is om de omzet te splitsen omdat de concurrentie in de markt het noodzakelijk maakt om in toenemende mate all-in-one prijzen aan te bieden, kan volgens de rechterniet tot een ander oordeel leiden. Het is niet de taak van de rechter om te bepalen wat in dit opzicht wenselijk of redelijk is. De rechtbank dient zich te houden aan de huidige keuze van de wetgever om gebruik te maken van de mogelijkheid die in de Btw-richtlijn is geboden om de alcoholische dranken uit te zonderen van het verlaagde tarief. Als de ondernemer wil bewerkstelligen dat die keuze anders wordt, dan zal hij zich tot de wetgever moeten wenden.