Geen intrekking van bezwaar indien bezwaarmaker gronden wijzigt
Een belanghebbende heeft op 7 april 2014 bezwaar gemaakt tegen de voor het jaar 2014 vastgestelde WOZ-beschikking en de gelijktijdig opgelegde OZB. In het bezwaarschrift staat onder andere: “Indien de WOZ-waarde op basis van uw taxatieverslag toch juist blijkt te zijn, zal ik dit bezwaarschrift per omgaande intrekken.”
In een brief van 2 mei 2014 heeft de belanghebbende vervolgens vermeld dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak marktconform en derhalve niet in geschil is. Omdat de onroerende zaak een leegstaand beleggingsobject is, moet de aanslag in de gebruikersbelasting echter worden vernietigd, aldus deze brief.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar vervolgens gegrond verklaard, de aanslag in de gebruikersheffing vernietigd en een proceskostenvergoeding toegekend. Hij is bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding uitgegaan van de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) als bedoeld in onderdeel C1 van de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om bij de berekening van de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak van minder dan 1 in aanmerking te nemen.
Tegen dit oordeel is door het college van burgemeester en wethouders cassatieberoep ingesteld. Volgens het college had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Dit vanwege het feit dat de belanghebbende zijn initiële bezwaar zou hebben ingetrokken en niet tweemaal tegen dezelfde aanslag bezwaar kan worden gemaakt. De Hoge Raad geeft het college echter geen gelijk.
Ingevolge artikel 30, lid 2, Wet WOZ wordt een bezwaar tegen een WOZ-beschikking die is bekendgemaakt en verenigd in één geschrift met een aanslag onroerendezaakbelastingen, geacht mede gericht te zijn tegen die aanslag, tenzij uit het bezwaarschrift het tegendeel blijkt. In het bezwaarschrift komt de belanghebbende op tegen de vastgestelde waarde en daarmee tevens tegen de op die waarde gebaseerde aanslag.
Het stond de belanghebbende vrij om bij de aanvulling van de gronden van het bezwaarschrift zijn klachten tegen de WOZ-beschikking te laten varen en tegelijkertijd de gronden van zijn bezwaar tegen de aanslag onroerendezaakbelasting (gebruikersheffing) kenbaar te maken. Anders dan het college betoogt, kan onder die omstandigheden niet worden gesproken van intrekking van het bezwaar en het maken van een – niet-ontvankelijk – tweede bezwaar tegen de aanslag onroerendezaakbelasting.
(Bron: Fiscanet)