Geen herziening van door fiscale eenheid in aftrek gebrachte btw bij dga
Een dga en zijn bv vormden van 1 juli 2005 tot en met april 2007 een fiscale eenheid (FE). De dga heeft in die periode een woning laten bouwen. Hij heeft de woning in mei 2007 in gebruik genomen. Een gedeelte van de woning wordt door de dga gebruikt voor zijn werkzaamheden als directeur van de bv. De verhuur aan de bv is ingegaan per 1 januari 2008 en eind 2010 beëindigd.
De FE heeft de woning tot haar ondernemingsvermogen gerekend en heeft de in rekening gebrachte omzetbelasting ter zake van de bouw van de woning als voorbelasting in aanmerking genomen.
De Inspecteur stelt dat de dga voor het privégebruik van de woning in 2010 btw verschuldigd is en dat ultimo 2010 een levering als bedoeld in artikel 3, lid 3, onderdeel c, Wet OB 1968 van de woning heeft plaatsgevonden, waardoor de in 2007 bij de bouw van de woning in aftrek gebrachte btw, dient te worden herzien. Hij heeft aan de dga een naheffingsaanslag opgelegd. De dga heeft beroep ingesteld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Inspecteur enkel voor de periode 1 januari 2008 tot en met eind 2010 heeft bewezen dat de dga de woning aan de bv verhuurde en op grond daarvan btw-ondernemer was. Zij verwijst hierbij naar het Van der Steen-arrest (15/01370, ECLI:NL:HR:2016:2898). De dga heeft ter zake van de aanvang van de verhuur op 1 januari 2008 geen aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht. De omstandigheid dat de FE de in verband met de bouw van de woning in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek heeft gebracht, kan niet aan de dga worden toegerekend. De in aftrek gebrachte omzetbelasting kan niet worden herzien. De naheffingsaanslag wordt verminderd.
De Rechtbank oordeelt verder dat met het verhuren van de werkruimte in de woning sprake is van een ondernemingsactiviteit van de dga en dat uit de administratieve handelingen is gebleken dat hij het pand tot zijn ondernemingsvermogen heeft gerekend. De omzetbelasting ter zake van het privégebruik is terecht nageheven.
Mede gelet op de onduidelijke consequenties van het Van der Steen-arrest, acht de Rechtbank geen sprake van grove schuld. Voor een vergrijpboete is geen plaats.
(Bron: Fiscanet)