Geen BOR voor verkrijging aandelen in Vastgoed bv
Vastgoed bezit 12 panden, die allemaal worden verhuurd aan F en door F weer worden doorverhuurd aan horecagelegenheden. Daarbij gaan huurders de verplichting aan om bij F drank af te nemen. De erfgenamen hebben voor de verkrijging van de aandelen in Vastgoed een beroep gedaan op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOR) van artikel 35b SW 1956. Het beroep is door de Inspecteur afgewezen. Dat achtte Rechtbank Den Haag terecht.
De Rechtbank acht niet aannemelijk gemaakt dat de verhuuractiviteiten die door of namens Vastgoed zijn verricht normaal vermogensbeheer overstijgen. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel is door de Rechtbank verworpen. Mocht de Inspecteur in het kader van een geruisloze inbreng al uitdrukkelijk een standpunt hebben ingenomen over het bestaan van een onderneming, is hij daar 22 jaar later voor de toepassing van de BOR niet zonder meer aan gebonden. Correspondentie over de vorming van een herinvesteringsreserve betreft evenmin een bewuste standpuntbepaling van de Inspecteur over het ondernemerschap van Vastgoed. De erfgenamen hebben hoger beroep ingesteld.
Hof Den Haag verklaart het beroep van X (en de twee andere erfgenamen) ongegrond. X, op wie bij het beroep op de BOR de last rust feiten en omstandigheden aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat Vastgoed een onderneming drijft, heeft in beroep en in hoger beroep niets aangevoerd dat een andere conclusie rechtvaardigt. Gelet op onder meer de beperkte omvang aan urenbesteding door erflater en het bescheiden jaarsalaris van erflater dat nog niet de helft bedraagt van een gebruikelijk loon, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer.
[Soortgelijke jurisprudentie: Idem 16/00033/ECLI:NL:GHDHA:2017:2426 en 16/00035/ECLI:NL:GHDHA:2017:2427 (andere twee erfgenamen).]
(Bron: Fiscanet)