Geen belastingaanslag ontvangen, dan geen invorderingsrente verschuldigd

Rechtbank Zeeland-Wet-Brabant heeft onlangs geoordeeld dat ten onrechte invorderingsrente in rekening is gebracht bij een belastingplichtige die beweerde geen aanslag te hebben ontvangen.

De rechtbank overweegt dat de Invorderingswet 1990 de ontvangst van de aanslag niet expliciet als voorwaarde stelt om invorderingsrente te kunnen berekenen. Invorderingsrente wordt belopen bij overschrijding van de betaaltermijn. Het ligt in de rede dat deze termijn niet begint te lopen als de aanslag niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank zoekt voor de vraag of de aanslag op de juiste wijze bekend is gemaakt aansluiting bij de jurisprudentie over overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn en komt tot de conclusie dat de ontvangst voor de bekendmaking niet relevant is maar slechts een rol speelt bij de verschoonbaarheid.

De invorderingsrenteregeling kent echter niet expliciet een verschoonbaarheidsregeling. Dat geldt ook voor de algemene regeling voor bestuursrechtelijke geldschulden in de Awb. Bij die regeling heeft de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis wel voor ogen gehad dat het niet bekend zijn met de betalingstermijn kan betekenen de belanghebbende niet in verzuim is, en daarmee geen invorderingsrente verschuldigd is.

Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank ook te gelden voor de Invorderingswet 1990. Het risico van niet ontvangst van de aanslag ligt bij de ontvanger. Nu sprake is van een geloofwaardige ontkenning van de ontvangst van de aanslag en de ontvanger de ontvangst niet bewezen heeft, is ten onrechte invorderingsrente in rekening gebracht.

Gerelateerde artikelen