Besluit over belastbaar feit in overdrachtbelasting
Het besluit vervangt het besluit van 3 juni 2014, nr. BLKB2014/194M. De onderdelen 4 (Economische eigendom bij executoriale verkoop), 4.1 (Verkrijging juridische eigendom) en 4.2 (Veilingen onder de AVVE/AVVI) zijn geactualiseerd in verband met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel “Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken”.
Onderdeel 6.3.1 (Inkoop van eigen aandelen door beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal) is aangevuld met de voorwaarde dat op het moment van inkoop van aandelen aan de in dit onderdeel gestelde voorwaarden moet zijn voldaan. n onderdeel 9.2 (Vervreemding van de onroerende zaak) is de vierde voorwaarde verduidelijkt en nader toegelicht in de derde alinea onder Toelichting. De overige onderdelen van het besluit bevatten het beleid zoals opgenomen in het besluit van 3 juni 2014, nr. BLKB2014/194M. Daarnaast zijn er nog enkele redactionele aanpassingen zonder inhoudelijke gevolgen. De goedkeuringen in dit besluit zijn verleend met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule).
Voor de in dit besluit opgenomen goedkeuringen geldt verder het volgende. Door toepassing van artikel 9, vierde lid, of artikel 13 van de WBR kan het bedrag aan verschuldigde overdrachtsbelasting worden verminderd. Deze wettelijke vermindering geldt ook als bij een voorgaande verkrijging een tegemoetkoming op grond van een goedkeuring uit dit beleidsbesluit is verleend. Het is uiteraard ongewenst dat een beroep wordt gedaan op vermindering van overdrachtsbelasting op grond van artikel 9, vierde lid, of artikel 13 van de WBR als bij een voorgaande verkrijging de heffing op grond van een goedkeuring geheel of gedeeltelijk achterwege is gebleven. Daarom geldt voor elke in dit besluit opgenomen goedkeuring de voorwaarde dat deze komt te vervallen en dat de door de goedkeuring niet geheven belasting alsnog verschuldigd is, voor zover bij een toekomstige verkrijging een beroep wordt gedaan op artikel 9, vierde lid, of artikel 13 van de WBR.