Freelancers waren in dienstbetrekking bij thuiszorginstelling; naheffing en boete

15 september 2017

Er zijn terecht naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd aan een thuiszorgorganisatie die met freelancers een ‘arbeidsovereenkomst freelancer’ was aangegaan. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de arbeidsverhouding is aan te merken als dienstbetrekking.

Belanghebbende (X) exploiteert een thuiszorginstelling. X maakt naast medewerkers die op de loonlijst staan (werknemers) ook gebruik van diensten van medewerkers die niet op de loonlijst staan (freelancers). Met alle freelancers is een zogenoemde ‘Arbeidsovereenkomst freelancer’ aangegaan.

De Inspecteur stelt dat de freelancers tot X in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stonden in de zin van artikel 2, lid 1, Wet LB 1964. Hij heeft over de jaren 2012, 2013 en 2014 loonheffing nageheven en daarbij boetebeschikkingen opgelegd.

De Inspecteur heeft volgens Rechtbank Gelderland aannemelijk gemaakt dat de arbeidsverhouding met de freelancers is aan te merken als een dienstbetrekking. Er is sprake van een gezagsverhouding gelet op de mogelijkheid bindende aanwijzingen te geven en de verplichtingen voortvloeiend uit de ‘arbeidsovereenkomst freelancer’. Ook is er sprake van een verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten en is er sprake van loonbetalingen.

De vergrijpboeten bedragen 50% van de te weinig afgedragen belasting. Ter zitting heeft de Inspecteur erkend dat gegeven de feitelijke omschrijving van de beboetbare gedraging (had moeten weten), sprake is van grove schuld. Dit brengt mee dat de boete moet worden verminderd tot 25% van de te weinig afgedragen belasting. De Rechtbank acht grove schuld aannemelijk. Zij neemt hierbij in aanmerking dat personen die aanvankelijk op de loonlijst stonden met het sluiten van de ‘arbeidsovereenkomst freelancer’ buiten het bereik van de loonheffingen zijn gebracht. X had redelijkerwijs moeten weten dat met haar handelswijze te weinig belasting zou worden afgedragen. De boeten worden nog met 5% verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.