Freelancer in fictieve dienstbetrekking

Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat het contract tussen de belanghebbende en de payrollorganisatie inhoudt dat hij ter beschikking is gesteld aan één opdrachtgever. Artikel 4 Wet LB 1964 biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur arbeidsverhoudingen die maatschappelijk gelijk worden gesteld met dienstbetrekkingen, als dienstbetrekking aan te merken. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt in artikel 2a, van het Uitv.besl. LB 1965 dat bepaalt dat als dienstbetrekking wordt aangemerkt de arbeidsverhouding van degene die door tussenkomst van degene tot wie de arbeidsverhouding bestaat, persoonlijk arbeid verricht voor een derde. Deze bepaling geldt voor uitzendkrachten.
De situatie van de belanghebbende komt daarmee naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant zozeer overeen dat die bepaling op de belanghebbende van toepassing is. Dat betekent dat wel sprake is van een (zij het fictieve) dienstbetrekking en dat de door belanghebbende gemaakte kosten niet aftrekbaar zijn, aldus Rechtbank West-Brabant.
(Bron: Fiscanet)