Forensenbelasting is niet discriminatoir
Belanghebbende heeft aangevoerd dat het onterecht is dat aan hem, naast de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing, ook nog de aanslag forensenbelasting is opgelegd, terwijl inwoners van de gemeente enkel de rioolheffing en afvalstoffenheffing hoeven te betalen. De Rechtbank laat de aanslag echter in stand.
Op grond van artikel 223, lid 1, Gemw kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Van die bevoegdheid heeft de gemeente gebruik gemaakt.
Het onderscheid dat daarmee in de verordening wordt gemaakt tussen inwoners en niet-inwoners, stemt overeen met het onderscheid dat op dit punt wordt gemaakt in artikel 223 Gemw, een wet in formele zin. Gelet op het bepaalde in artikel 120 GW kan dit onderscheid niet worden getoetst aan het discriminatieverbod dat is neergelegd in artikel 1 GW (vgl. HR 18 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:917, BNB 2013/263).
Wel kan het onderhavige onderscheid worden getoetst aan de discriminatieverboden die zijn opgenomen in artikel 26 IVBPR en in artikel 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM. Aan de formele en gemeentelijke wetgever komt een ruime beoordelingsvrijheid toe bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van gelijke gevallen en of een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om (naar gesteld) gelijke gevallen in verschillende zin te regelen. Het oordeel van de wetgever dient op dit punt te worden geëerbiedigd tenzij dat van redelijke grond is ontbloot. Van dit laatste is echter geen sprake, oordeelt de Rechtbank.
(Bron: Fiscanet)