Focus op fraude: het moet beter en het kan beter
In de praktijk zien we dat de accountant in een fraudezaak een beroep doet op het axiomatisch voorbehoud. En daarmee –kwalitatieve en kwantitatieve- grenzen stelt aan zijn wettelijke verantwoordelijkheid. Dit voorbehoud kan over het algemeen niet op veel begrip van de maatschappij rekenen.
Om het vertrouwen van de maatschappij in de accountant te herstellen is het van belang dat we als beroepsgroep deze kloof overbruggen. Niet door nog een keer de beperkingen van ons vak te benadrukken, maar door op zoek te gaan naar manieren om onze rol ten aanzien van fraude te verhelderen én, waar mogelijk, te verbeteren.
Focus op Fraude
Met dit doel is begin maart de nieuwe werkgroep Focus op Fraude van start gegaan. Deze werkgroep, onder voorzitterschap van René Craemer (oud-hoofdofficier Functioneel Parket) is ingesteld om maatregel 4.4 uit het verbeterplan ‘in het Publiek Belang’ te implementeren.
In de discussies, ook binnen deze werkgroep en daarbuiten, is gebleken dat de accountant goed weet wat er verwacht wordt op het moment dat hij of zij fraude aan het licht brengt. Het onderkennen van de frauderisico’s tijdens de risicoanalyse en de planningsfase schiet echter nog wel eens te kort.
‘Netto-denken’ moet eruit
Het frauderisico is standaard opgenomen in de risicoanalyse die bij de start van elke jaarrekeningcontrole wordt verricht dan wel geactualiseerd. De accountant neemt daarbij in ogenschouw wat het inherente risico is op basis van onder meer de bedrijfstak, de historie van de organisatie, de reputatie van het management en tal van andere factoren.
Hij dient daar ook de elementen van de fraudedriehoek bij betrekken, zijnde ‘de druk’, ‘de gelegenheid’ en ‘de rationalisatie’. Vervolgens gaat hij na welke maatregelen de organisatie zelf neemt om deze risico’s terug te dringen: de ‘zeef’ die het management zelf hanteert om er gerust op te kunnen zijn dat het risico op fraude goed wordt beheerst.
Het gaat echter mis als de accountant die zeef op voorhand al betrekt in de risicoanalyse en daarmee beargumenteert dat er geen sprake is van frauderisico’s. Bovendien zien we dat in deze risicoanalyse het argument dat het ‘nooit materieel kan worden’ vaak terug. Dit ‘netto-denken’ moet eruit. Deze materialiteitsgedachte is niet relevant, elk risico moet worden geëvalueerd op aard en omvang. De inzet van forensische expertise kan helpen om de juiste frauderisico’s te onderkennen.
Geen dagelijkse kost
Ondanks de aandacht in de media voor fraudegevallen komt het –gelukkig- maar af en toe voor dat de accountant te maken krijgt met daadwerkelijke fraude. Juist omdat het geen dagelijkse kost is dient de kennis en vaardigheden die de accountant bezit op dit punt goed getraind te worden. Dat het beter moet en beter kan is duidelijk.
Ik ben daarom blij dat het bestuur van de NBA de training ‘Frauderisicofactoren’ een verplicht onderdeel van de permanente educatie in 2017 heeft gemaakt. Tijdens deze training staan drie doelstellingen centraal:
- Het begrip en de bewustwording vergroten van de accountant aangaande frauderisicofactoren, waaronder corruptie;
- De vaardigheden van de accountant vergroten in het analyseren van frauderisico’s en het vertalen daarvan naar de planning en uitvoering van de controle;
- De communicatieve vaardigheden van de accountant vergroten bij het bespreken van fraude in het opdrachtteam, met de cliënt en de Raad van Commissarissen danwel de Raad van Toezicht.
Een Olympisch sporter traint het hele jaar door om op dat ene moment een topprestatie te kunnen leveren. Die paar minuten, of in het geval van Usain Bolt, 9,81 seconde, zijn bepalend voor de rest van je carrière.
Voor de accountant is dit net zo; het gaat niet om aanvullende wetten, regels of richtlijnen. Het antwoord om een topprestatie te leveren zit in de juiste kennis, vaardigheden én training.
[Door: Valentijn Kerklaan, Partner Department of Professional Practice, KPMG, Voorzitter Expertgroep Fraude/Wwft, NBA en Lid werkgroep Focus op Fraude, NBA]