Fiscale blik op 2016
VAR
Afgelopen jaar is regelgeving over de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) volop in beweging geweest en we hebben van de staatssecretaris de hoogte van DGA-salaris als huiswerk meegekregen. De rechtspraak over de onzakelijke leningen is nog verder uitgekristalliseerd zodat we daar meer op kunnen adviseren.
Begin dit jaar was het ministerie van financiën bezig met de ontwikkeling van de webmodule voor de beschikking geen loonheffingen (BGL). Op het moment dat de module bijna klaar was, is na veel kritiek besloten zowel de VAR als de BGL te laten vervallen. Er werd aangekondigd dat er branche- en beroeps specifieke modelovereenkomsten kwamen waarmee opdrachtgever en opdrachtnemer zekerheid hebben over de zelfstandigheid van de opdrachtnemer. Inmiddels zijn er enkele overeenkomsten gepubliceerd, maar is ook de geldigheid van de VAR verlengd tot in ieder geval 1 april 2016. De startende ondernemer kan dus ook op dit moment nog een VAR aanvragen. Mijn ervaring is dat de belastingdienst terughoudend is met het afgeven van een VAR winst uit onderneming.
Met de invoering van de modelovereenkomsten gaan we terug naar de basis: is er wel of geen sprake van een gezagsverhouding en vervolgens ook van een (fictieve) dienstbetrekking? Binnen de fiscale adviespraktijk hebben we de VAR al enige jaren naast ons neergelegd. Alleen daar waar het voor de opdrachtgever een harde vereiste is vragen we nog een VAR aan. De ervaring leert immers dat de belastingdienst doorgaans een VAR Loon verstrekt ook daar waar het volgens de jurisprudentie een VAR Winst uit onderneming moet zijn. Na een bezwaarfase bereiken we dat resultaat. Blijkbaar durft de inspecteur in zo’n situatie de beroepsprocedure niet aan.
DGA-salaris
Per 1 januari 2015 is de wettelijke bepaling over het DGA-salaris aangepast. In plaats van gelijkstelling met een soortgelijke dienstbetrekking is de meest vergelijkbare dienstbetrekking ingevoerd. Daarnaast is de marge van 30% verlaagd naar 25%. De staatssecretaris heeft aangegeven dat lopende afspraken gecorrigeerd moesten worden met een factor 75/70. Bij het niet corrigeren zou dat aanleiding zijn tot onderzoek. Vooralsnog lijken deze onderzoeken in ieder geval niet in 2015 plaatsgevonden te hebben. Of heeft iedereen het DGA-salaris van de cliënten aangepast?
Dat DGA-salaris blijft overigens de gemoederen in 2015 bezighouden. Nog steeds zie ik in de praktijk dat het minimum van € 44.000 als gouden regel wordt gehanteerd. Daarbij wordt vaak voorbij gegaan aan het feit dat de grens van € 44.000 slechts een omkeerpunt is voor de bewijslast. Er zijn zeker situaties waarin een salaris van minder dan € 44.000 voldoet aan de wettelijke eisen van een DGA-salaris.
(On)zakelijke lening
De fiscale pers is ook dit jaar erg druk geweest over de onzakelijke lening en de gevolgen daarvan. Zonder er in detail op in te gaan is inmiddels duidelijk dat er zowel door de Belastingdienst als de rechter vaak geconcludeerd wordt tot een onzakelijke lening, ondanks dat dat indruist tegen mijn gevoel dat het totaalwinstbegrip daarmee onrecht wordt aangedaan.
In mijn praktijk zie ik gelukkig ook nog steeds casus voorbij komen waarin er wel degelijk sprake is van een zakelijke lening. Dankzij de volledige onderbouwing van een vordering komen we dan vaak in samenspraak met de cliënt tot een knip in de fiscale behandeling van de lening. Vanaf enig moment wordt de lening onzakelijk maar tot dat moment is het mogelijk de lening af te waarderen. De belastingdienst kan dan niet anders dan de aftrek accepteren. Tot op heden leidt dat tot (begrijpelijk) veel vragen van de inspecteur, maar is het altijd geaccepteerd. Voor de ondernemer in kwestie vaak een forse opluchting. Het verlies van doorgaans flinke investeringen wordt dan nog enigszins gecompenseerd door een verlies in aanmerking te nemen, hetzij privé hetzij in de onderneming.
Ik vraag mij af of de wetgever niet op enig moment in gaat of in moet grijpen om de onzekerheid op dit gebied weg te nemen. De roep aan Nederland om financiering met vreemd vermogen minder te stimuleren kan daar wel eens de aanleiding voor zijn.
Vermogensrendementsheffing?
In het Belastingplan 2016 is aangekondigd dat de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2017 meer gaat aansluiten bij het werkelijk rendement. In het voorstel zie ik dat niet helemaal terug. Er komt inderdaad een hoger heffingsvrij vermogen per persoon en een verlaging van het forfaitaire rendement tot een vermogen van € 100.000. De feitelijk lagere heffing sluit beter aan bij het werkelijke rendement. Degene met een groter vermogen zien iets merkwaardigs gebeuren: het forfaitaire rendement gaat omhoog. Per saldo is er dus sprake van een verhoging van de belastingdruk op vermogen. Bij een lage rentestand levert dat een prikkel op om een andere weg te zoeken. Het ligt dan ook voor de hand privévermogen als kapitaal onder te brengen in een BV Dat kan de defensieve belegger een aanzienlijke besparing opleveren. Bij de huidige effectieve heffing van 1,2% over vermogen ligt het omslagpunt bij een werkelijk rendement van 3%. Een werkelijk rendement van 3% wordt in de BV belast met 40% (20% vennootschapsbelasting +25% inkomstenbelasting over het resterende rendement) dat overeenkomt met een effectieve heffing van 1,2%.
De geluiden hebben ook de politiek bereikt, zodat nu al is aangekondigd dat er per 1 januari 2017 maatregelen worden getroffen om deze manier van belastingbesparing tegen te gaan. Mij lijkt het dan meer voor te hand te liggen de vermogensrendementsheffing dusdanig aan te passen dat de heffing echt aansluit bij het werkelijk rendement. Bij de invoering van de huidige vermogensrendementsheffing in 2001 was het argument dat het systeem robuust en eenvoudig is. Anno 2015 is er zoveel informatie beschikbaar dat het naar mijn idee geen probleem is in de vooringevulde aangifte het werkelijk rendement van belastingplichtigen in te vullen. Uiteraard zijn er uitzonderingen bij bijvoorbeeld beleggingen in vastgoed of vorderingen waarvoor geen renseigneringsplicht is, maar die uitzonderingen zullen er altijd blijven.
Aanpassingen IB
Per 1 januari 2016 gaan volgens het wetsvoorstel de tarieven in de inkomstenbelasting omlaag. Dat levert voor ondernemers een stimulans op winsten waar mogelijk uit te stellen of te kijken of het mogelijk is een voorziening te vormen. Ook ondernemers die van plan zijn een onderneming te staken of verkopen willen daar misschien nog wel even mee wachten tot na het vuurwerk.
DGA’s die na 15 september 2015 15:15 uur geëmigreerd zijn, kunnen niet langer het vermogen van hun BV na 10 jaar belastingvrij incasseren. Naast dat ik mij afvraag wie er iets met het getal vijftien had, voorzie ik nog wel de nodige procedures over de vraag of deze wetgeving in overeenstemming is met het EU-recht. Nederland zorgt er immers voor dat er over een periode van mogelijk tientallen jaren er nog belasting ingevorderd kan worden. In de gedachte van de wetgever gaat het daarbij om vermogen dat is opgebouwd tijdens het inwonerschap in Nederland, maar in de praktijk kan dat feitelijk anders zijn of in ieder geval anders door de ondernemer beleefd.
Sinds de invoering van de nieuwe bedrijfsopvolgingsregels in de inkomstenbelasting zijn DGA’s op zoek naar wegen om de heffing in box 2 uit te stellen of te voorkomen. Door de wetswijziging bij emigratie gaat een aantrekkelijke route over, zodat ik voorzie ik dat nog meer ondernemers dan nu al het geval is gebruik gaan maken van de bedrijfsopvolgingsregeling. Die regeling zorgt ervoor dat DGA’s veelal belastingvrij hun onderneming kunnen overdragen aan hun kinderen of werknemers. In het kader van de belastingbesparing adviseer ik DGA’s daar al gebruik van maken tijdens de actieve periode van de onderneming, zodat de eventuele latere verkoopopbrengst onbelast terechtkomt bij de kinderen. Daarmee is de heffing van inkomstenbelasting een generatie uitgesteld en de heffing van erfbelasting voorkomen.
Tot slot
Overigens is het bij het schrijven van dit artikel nog maar de vraag of het Belastingplan 2016 ongeschonden door de Eerste Kamer komt. De meerderheid die daarvoor vereist is, is nog niet gevonden. De komende weken wordt duidelijk of die meerderheid er komt. Hopelijk is er uiteindelijk per 1 januari 2016 wetgeving die niet gekenmerkt wordt door last-minute aanpassingen die later toch voor onzekerheid en onduidelijk blijken te zorgen.
Mochten de voorgestelde wijzigingen vanaf 1 januari a.s. niet komen, dan kunnen we in het nieuwe jaar altijd nog aan de slag met het huiswerk dat we dit jaar hebben gekregen.
Jan van Esch, Register Belastingadviseur (Heijmink Fiscaal Advies, www.heijminkfiscaaladvies.nl)
Heijmink Fiscaal Advies is een gespecialiseerd fiscaal adviesbureau.
Toegankelijk belastingadvies en oplossingen voor fiscale vraagstukken – dat is wat Heijmink Fiscaal Advies al jaren vanuit de Houtakker 51 in Bemmel aanbiedt. De cliënten van dit gespecialiseerde bureau waarderen het hoogwaardige fiscale advies en voelen zich vertrouwd bij het persoonlijke contact.
Als accountants- of administratiekantoor kent u de fiscaliteit voldoende om uw cliënt in de dagelijkse gang van zaken bij te staan. Maar sommige cliënten vragen meer. Ook voor hen wilt u er zijn. Nu en in de toekomst. Het is dan prettig om snel te kunnen schakelen met een ervaren fiscalist. Of het nu voor een bijzonderheid is of juist om een keer een alledaagse vraag te spiegelen.