Financiële situatie zzp’ers cultuursector niet best

In de culturele sector werken steeds meer mensen als zzp'er. Het aantal zelfstandigen is tussen 2009 en 2013 toegenomen tot bijna 106.000. Hun financiële situatie is vaak niet rooskleurig. Dat blijkt uit een verkenning door de Raad voor Cultuur en de Sociaal- Economische Raad.

Werknemers in de cultuursector zijn vaak uit noodzaak zelfstandig geworden. Daardoor leven zij in onzekerheid over de continuïteit van hun werk en omdat de tarieven voor  zelfstandigen onder druk staan, verdienen zij aanzienlijk minder. Het werken als zelfstandige leidt vaak tot het vervallen van betaling bij arbeidsongeschiktheid, omdat verzekeringen hiervoor buiten het financiële bereik van veel zelfstandigen liggen. Vanwege het over het algemeen lage inkomen zorgen zelfstandigen vaak ook niet voor een pensioenvoorziening.

In 2013 verdienden zzp’ers in de cultuursector gemiddeld € 21.908. Dit is ruim tienduizend euro lager dan het modaal bruto-inkomen in dat jaar (€ 32.500). Beeldend kunstenaars verdienden in 2013 gemiddeld €13.990, muzikanten €16.400, schrijvers € 20.500, filmmakers € 21.500 en acteurs € 26.900.

Omdat de vraag naar betaalde arbeid is afgenomen, is de concurrentie tussen werkenden in de sector groot, waardoor vaak voor zeer lage tarieven wordt gewerkt. Soms werkt men zelfs gratis, alleen maar om het eigen beroep te kunnen uitoefenen en in de hoop op betaalde werkzaamheden in de toekomst.

Minder loondienst, meer zelfstandigheid

Het aantal banen voor werknemers in de cultuursector is met 12,3% afgenomen (gemiddelde in Nederland: 2,5%). Tegelijk is het aantal tijdelijke banen toegenomen. Door deze daling en de toename van het aantal zelfstandigen in de sector vindt er een verschuiving plaats van loondienst naar zelfstandigheid. Dit komt over de hele linie van de cultuursector voor.

Eind 2013 was 42% van de beroepsbeoefenaren in de cultuursector zelfstandig. Het gemiddelde in de Nederlandse economie was op dat moment 16%. Vooral kunstenaars zijn veelal zelfstandig (gemiddeld 60%) met als opvallende uitschieter de groep beeldende kunstenaars (90%). Voor een deel van de zelfstandigen is er geen duidelijke werkgever aan te wijzen. Daarnaast is er een grote groep zelfstandigen die zich genoodzaakt ziet deze weg op te gaan, omdat zij hun beroep niet (meer) in loondienst kunnen uitoefenen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere vertalers, scenarioschrijvers en muziekdocenten.

Hybride beroepspraktijk en vrijwilligers

Zeker wanneer de inkomenspositie kwetsbaar is, worden – indien mogelijk – zelfstandige werkzaamheden en werkzaamheden buiten de sector in dienstverband gecombineerd. In 2011 gold dit voor 7% van de Nederlandse beroepsbevolking. In de cultuursector is het aantal combinatiebanen 17%. Opvallend is ook dat naast de verschuiving van vaste naar flexibele banen in bepaalde sectoren meer stagiairs en vrijwilligers worden ingeschakeld. Zo is het aantal vrijwilligers en stagiairs in musea tussen 2005 en 2013 met 82% toegenomen.

Gerelateerde artikelen