Femke de Vries (Bestuurslid AFM): “Op weg naar vooruitblikkend financieel toezicht”
Een van de wijzigingen die na de financiële crisis in de wetgeving is ingevoerd, is het Product Approval & Review Process (PARP), aldus Femke de Vries, bestuurslid AFM, gevraagd naar een voorbeeld van het meer vooruitblikkende toezicht. PARP schrijft financiële instellingen voor om heel goed na te denken: voor wie is dit product geschikt? En onder welke omstandigheden is het geschikt? “Aanbieders van deze producten gaan nu van te voren veel beter nadenken over de mogelijke impact ervan”, aldus De Vries. “Wat als de rente daalt of stijgt, is het dan nog steeds geschikt? Nu financiële ondernemingen verplicht zijn om deze vragen te stellen, zijn wij als toezichthouder effectiever geworden.”
Een ander voorbeeld van vooruitblikkend toezicht is dat de AFM heeft geïnvesteerd in kennis over consumentengedrag. Hoe maakt de financiële consument zijn keuzes? Volgens De Vries investeren partijen in de financiële sector zelf, zoals pensioenfondsen, hier ook steeds meer in. “Gedragstoezicht was heel lang erg gericht op informatieverstrekking en de volledigheid daarvan; in de veronderstelling dat de consumenten dan de juiste keuzes zouden maken”, licht De Vries toe. “Wat wij nu steeds meer proberen te doen is inzicht te krijgen in consumentengedrag middels behavioural economics. Welke psychologische factoren spelen er mee? En welke biases kunnen mensen hebben die een financieel product kopen? In hoeverre benutten ze de beschikbare informatie nu eigenlijk?” Een voorbeeld is consumptief krediet. “Wanneer de default binnen 36 maanden staat; dan betaalt de consument verhoudingsgewijs veel meer rente. Als je de default op 12 maanden zou zetten, zou het voor deze consument ook te betalen zijn. Door samen met de sector goed gebruik te maken van deze inzichten kunnen financiële ondernemingen hun dienstverlening verbeteren zodat het klantbelang daadwerkelijk geborgd is.”
Nog een andere belangrijke factor in het effectiever maken van toezicht is cultuur. De AFM heeft hiervoor een expertisecentrum opgericht. Dit centrum kijkt heel specifiek bij financiële ondernemingen naar de vraag; in hoeverre is het klantbelang doorleefd in deze organisatie? Zijn er prikkels aanwezig waardoor dit onder druk kan komen te staan? Of wordt handelen in het belang van de klant juist beloond? “We kijken daarbij ook naar succession planning in financiële ondernemingen”, aldus de gedragstoezichthouder. “Wie komen bovendrijven voor topfuncties? Zijn dat de mensen die het belang van de klant behartigd hebben, of juist de mensen die commercieel de beste resultaten hebben behaald?”
Gebruik van ranglijsten
In de wetgevingsbrief van zowel de AFM als DNB staat de wens uitgesproken om nog een ander middel in te zetten om hun toezicht te versterken, namelijk het gebruik van ranglijsten. De financieel toezichthouders beide hebben al langer de wens om meer verantwoording te kunnen afleggen over de resultaten van hun toezicht. “De mogelijkheid om transparantie te gebruiken om onze doelen te bereiken is nu nog vrij beperkt”, aldus De Vries. “Momenteel kunnen we vooral opgelegde sancties publiceren. Andere toezichthouders, zoals de Onderwijsinspectie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), maken al veel langer gebruik van ranglijsten. Zo publiceert de Onderwijsinspectie al enige jaren een ranglijst van scholen. De NVWA doen bijvoorbeeld onderzoek naar hygiëne in bepaalde categorieën bedrijven; die resultaten worden gepubliceerd. Een vergelijkbare manier van werken – vinden wij en DNB – zou nuttig kunnen zijn in het financieel toezicht.”
Met deze werkwijze beogen AFM en DNB beter verantwoording te kunnen afleggen over wat ze als toezichthouder aantreffen. Dat is volgens De Vries in lijn met wat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft aanbevolen aan alle toezichthouders in 2013: maak duidelijk welke maatschappelijke waarde je toevoegt. Het tweede effect is dat de afnemers van toezicht kunnen zien hoe het ervoor staat met de kwaliteit van hun dienstverlening ten opzichte van hun sectorgenoten. En consumenten krijgen inzicht in de kwaliteit van hun financiële dienstverleners. “Die rankings hebben ook een preventief effect”, stelt De Vries. “Ze sporen aan om het beter te gaan doen. Niemand wil onderaan dat lijstje staan.” Tot slot kan het worden ingezet om consumenten te kunnen waarschuwen wanneer de AFM het vermoeden heeft dat er iets mis is bij een aanbieder. Momenteel heeft AFM niet de bevoegdheid partijen met naam en toenaam te noemen, met uitzondering van accountantsorganisaties.
Voor accountantsorganisaties die wettelijke controles uitvoeren heeft de AFM al een publicatie gedaan. Het betrof de resultaten van een onderzoek naar de opzet van de maatregelen die de accountantsorganisaties doorvoeren om hun cultuur, organisatie en processen te veranderen om de kwaliteit van de wettelijke accountantscontroles te verhogen. De AFM heeft verschillende onderwerpen bekeken, zoals de governance van de accountantsorganisatie (bestuur en intern toezicht) en of het publiek belang doorslaggevend is in de cultuur, het gedrag en de processen. De AFM heeft haar observaties en conclusies over de opzet van de verbetermaatregelen voor deze onderwerpen weergegeven in het ‘Dashboard 2015 Verandering en verbetermaatregelen’.
Voor accountantskantoren is de openbaarmaking al anders geregeld dan voor financiële ondernemingen. Voor de overige doelgroepen wachten de AFM en DNB op een wetsvoorstel dat ter consultatie ligt. De onderzoeken die de AFM momenteel naar deze dienstverleners doet, worden wel gepubliceerd, maar zonder namen te noemen. Er zijn wel enkele voorbeelden van ranglijsten uit de sector zelf. Zo heeft de Nederlandse Vereniging van Banken twee jaar geleden de vertrouwensmonitor gelanceerd met daarin de rapportcijfers die de banken van klanten krijgen. Verzekeraars hebben met VerzekeraarsInBeeld iets vergelijkbaars in het leven geroepen. Een positieve ontwikkeling, vindt De Vries.
Naming, shaming and faming
Uit onderzoek van o.a. Albert Meijer van de Universiteit Utrecht blijkt dat het publiceren van ranglijsten inderdaad een disciplinerende werking heeft. Een ander voordeel dat De Vries ziet is dat het ondernemingen de kans biedt tot faming. “Als we nu een rapport uitbrengen waarin staat dat de financiële sector de kwaliteit van de beleggingsdienstverlening nog niet op orde heeft, dan wordt iedereen in de markt getroffen door de grootste gemene deler. Ook degenen die het misschien wel goed op orde hebben en boven het gemiddelde uitstijgen. Het aardige van dit wetsvoorstel is dat degene die het goed doen, bovenaan dit lijstje staan en niet benadeeld worden door zo’n generiek rapport, maar juist een positief oordeel krijgt van de toezichthouder.
Het wetsvoorstel roept ook vraagtekens op bij dienstverleners. Hoe gaat dit uiteindelijk werken? Wat zal er dan precies bekend worden gemaakt? “Dat zullen we verder uitwerken als de wettelijke mogelijkheden er zijn”, aldus De Vries. “We werken bij ieder onderzoek met een normenkader. We maken het vrij transparant hoe de scores tot stand komen; ik denk dat dat ook hoort bij zo’n bevoegdheid om ranglijsten te publiceren.” Aan de kant van consumenten is het zaak voor de AFM om goed te kijken naar hoe ze de informatie zullen aanbieden. “We moeten consumenten niet overspoelen met informatie”, besluit De Vries. “We zullen heel gericht moeten communiceren om te zorgen dat consumenten het daadwerkelijk gaan gebruiken om de juiste keuzes te maken. Hoe we dat gaan doen is nog een vraagstuk voor ons om nader te onderzoeken.”