Faillissementsfraudeur krijgt 24 maanden celstraf

Gerechtshof Den Bosch heeft een 56-jarige Brabander wegens faillissementsfraude veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Van 2006 tot 2010 was de man bestuurder van een groot aantal bv’s die constant ernstige liquiditeitsproblemen hadden. De schade voor de schuldeisers is berekend op bijna 1 miljoen euro.

De man maakte er een gewoonte van om bijna failliete bv’s te laten doorstarten in nieuw opgerichte vennootschappen met geld dat hij onttrok aan de oude vennootschappen. Ook parkeerde de man geld uit bijna failliete vennootschappen op een privérekening van zijn vader. Zo hield hij het geld buiten het zicht van de schuldeisers, waaronder de Belastingdienst.

Valsheid in geschrifte

Om de faillissementsfraude te verbloemen, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en het voeren van een ondeugdelijke boekhouding. Dit heeft de werkzaamheden voor de curatoren in de diverse faillissementen ernstig bemoeilijkt.

Psychische problemen

Door de verdediging is nog aangevoerd dat de verdachte door een bipolaire stoornis sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Volgens het hof zijn er echter geen aanwijzingen dat de verdachte in de periode van de strafbare activiteiten last had van psychische problemen die zijn handelen hebben beïnvloed.

Reizen naar Thailand

Het hof gaat ook niet mee in het verweer dat er geen sprake zou zijn geweest van persoonlijke verrijking. De verdachte heeft zichzelf hogere salarissen betaald en rianter kunnen leven dan wanneer hij zich wel aan de wet had gehouden. Ook maakte de verdachte volgens getuigen op kosten van zijn bedrijven reizen naar Thailand met zijn gezin, terwijl de werknemers niet werden betaald.

Verlaging van straf

De rechtbank veroordeelde de man eerder tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 voorwaardelijk. Het hof komt tot een lagere straf, omdat de man van een aantal feiten vrijgesproken wordt en vanwege de lange duur van het strafproces. Het Openbaar Ministerie had in hoger beroep 27 maanden geëist, waarvan 9 maanden voorwaardelijk.

Gerelateerde artikelen