Ex-partners ruziën bij de Accountantskamer

In een door twee oud-partners van Horlings tegen dit inmiddels overgenomen accountants- en belastingadvieskantoor aangespannen rechtszaak hebben voormalige collega-partners het gerechtshof opzettelijk misleid. Naar eigen zeggen zijn de twee ex-partners daardoor financieel benadeeld. Dat betoogden deze oud-partners maandag op de zitting bij het tuchtcollege.

Door Jan Smit

Zaaknrs 23/1150 t/m 23/1156

De twee klagers, een registeraccountant en een belastingadviseur, moesten in 2016 uittreden bij Horlings. Dit gedwongen vertrek hield verband met het besluit van de aandeelhoudersvergadering om de leeftijd waarop partners moeten vertrekken te verlagen van 65 naar 62 jaar.

De tegenvallende gang van zaken bij Horlings, dat inmiddels deel uitmaakt van De Jong & Laan https://accountantweek.nl/artikel/de-jong–laan-neemt-horlings-over/, noopte tot deze maatregel. Al vanaf de crisis in 2008 stonden de resultaten bij Horlings onder druk. De winst daalde tussen 2008 en 2012 van 2,73 miljoen euro naar 1,48 miljoen euro. Naast de leeftijdsverlaging van de partners is ook besloten in vervolg vanuit één vestiging te gaan werken. Verder maakten slecht renderende cliënten plaats voor meer winstgevende cliënten in een hoger segment. Sinds 2017 zitten de resultaten weer in de lift.

De twee partners protesteerden tegen de leeftijdsverlaging. Er kwam zelfs een bijzondere aandeelhoudersvergadering. Maar de maatregelen bleven overeind. De twee spanden daarop in 2016 een rechtszaak aan tegen de holding. De rechtbank stelde hen in het ongelijk. Zij gingen tegen deze uitspraak in beroep. Ook het hof vond het besluit niet onredelijk. Wel besloot het hof begin 2020 dat de partners compensatie verdienden voor het wegvallen van hun inkomsten https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2020:24 . De holding moest hen beiden 460 duizend euro betalen – hun geschatte aandeel in de winst over de boekjaren 2017 tot en met 2019. De holding stapte daarop naar de Hoge Raad. Daar bleef het vonnis overeind.

De twee ex-partners gingen met de compensatie akkoord. Inmiddels vinden ze dat ze destijds zijn benadeeld. Het hof baseerde zich bij de bepaling van de schadevergoeding onder meer op een door Mazars in opdracht van de holding gemaakt rapport en op de voorlopige jaarcijfers van de Horlings over 2017. Zowel het rapport als de voorlopige cijfers zijn volgens klagers misleidend.

Klagers baseren zich daarbij op aanvullende informatie over de resultaten die zij in februari 2022 verkregen middels een tegen de holding aangespannen kort geding. Uit deze additionele cijfers zou blijken dat onder meer de posten onderhouden werk en voorzieningen per ultimo 2017 te hoog en dus misleidend waren. Alleen al de voorzieningen waren volgens klagers 4 ton euro te hoog. Ook Mazars zou zich op deze cijfers hebben gebaseerd. Gevolg volgens klagers: de geschatte resultaten waarop de door het hof vastgestelde compensatie was gebaseerd, was te laag.

Voor klagers was dit aanleiding een tuchtklacht in te dienen tegen de voormalige collega-partners en een -medewerkers die zij verantwoordelijk achten voor deze misleiding. “Zij hebben eind 2017 doelbewust een verkeerde voorstelling van de gang zaken geven,” aldus Léon Spronken, advocaat van de twee oud-partners. “Daarmee handelden zij niet eerlijk en integer. Dat is in strijd met de gedragsregels.”

De aangeklaagde ex-collega’s, onder wie drie RA’s en drie AA’s van wie er twee bij de zitting aanwezig waren, zijn zich van geen kwaad bewust. “Dit is een klacht die vooral lijkt ingegeven door rancune, zonder enig redelijk doel,” stelde Jan Garvelink, advocaat namens betrokkenen. Immers, de civiele procedure is afgerond. Sterker nog, als de jaarrekening 2017 zou zij geworden zoals klagers voor ogen stond, zouden zij zelfs slechter af zijn geweest, meende hij. “Klagers zouden dan moeten terugbetalen aan de vennootschap.”

Het klopt dat er na ultimo 2017 nog een en ander is veranderd in de jaarcijfers, opperden de aanwezige aangeklaagde accountants. Maar daar was volgens hen alle aanleiding voor. “Het vierde kwartaal van 2017 was een ramp,” aldus de AA. “Er was sprake van een afsplitsing van een kantoor, er was een verhuizing. We moesten over op een nieuw boekhoudpakket. En er was een aansprakelijkheidskwestie met een grote klant. Daardoor is er het nodige veranderd in de voorzieningen en de post onderhanden werk. Maar daar zat verder niets achter.”  

Garvelink en de aangeklaagde accountants vielen vooral over de slechte onderbouwing van de klacht. “Wie wat wordt verweten, waarom en waarom dit klachtwaardig zou zijn, ontbreekt”, aldus de advocaat. Volgens hem is de klacht mede daarom niet-ontvankelijk.

Garvelink refereerde daarbij aan een bericht van de Accountantskamer aan klagers na bestudering van het klaagschrift. Daarin schrijft het tuchtcollege dat het klaagschrift niet compleet is, omdat niet blijkt voor welke concrete gedragingen de betrokken accountants een maatregel opgelegd zouden moeten krijgen. “Van die gelegenheid hebben klagers geen gebruik gemaakt.”

Bij de betrokken RA’s en AA’s kwam de klacht niettemin hard aan. De aanwezige RA: “Beschuldigd worden van meineed en katvangen is nogal wat. Temeer omdat er uiteindelijk niemand financieel nadeel heeft ondervonden door ons handelen.”

De tuchtrechters hopen binnen twaalf weken uitspraak te kunnen doen.
 

Gerelateerde artikelen