Eurolanden spreken flexibele aanpak van staatsschulden af

De ministers van Financiën van de negentien eurolanden hebben een flexibele aanpak van de hoog opgelopen staatsschulden afgesproken.

Landen met een relatief lage schuld moeten volgend jaar zoveel als de economische omstandigheden het toelaten in hun economie investeren. Landen met schulden boven de 60 procent van het binnenlands bruto product (bbp) moeten in 2023 geleidelijk die schulden gaan afbouwen.

"Het is een zoektocht", zei minister Sigrid Kaag na afloop van het Eurogroep-overleg over het begrotingsbeleid in Brussel. "Niemand heeft echt het recept." In een verklaring schrijven de negentien dat de gezamenlijke aanpak hoe dan ook flexibel moet zijn, rekening houdend met de economische ontwikkelingen die in elk land anders kan zijn. Volgens Kaag heeft het nu "geen zin" om rigide posities in te nemen over bijvoorbeeld begrotingsdiscipline.

De Europese regels voor staatsschuld en begrotingstekort zijn begin 2020 bij het uitbreken van de coronacrisis tijdelijk opgeschort. Daardoor konden de lidstaten miljarden pompen in het financieel overeind houden van hun burgers en bedrijven, waardoor de staatsschulden snel opliepen. Toen de EU eind vorig jaar geleidelijk uit het dal begon te kruipen, bleven de inflatie en energieprijzen oplopen. Door de oorlog in Oekraïne zijn de onzekerheden alleen maar toegenomen.

Kaag en haar collega's spraken ook over de onontkoombare effecten van de sancties tegen Rusland op de EU zelf, bijvoorbeeld doordat aanvoerketens worden onderbroken. De Europese Commissie onderzoekt welke lidstaten en sectoren het kwetsbaarst zijn en wat daar "eventueel" tegen gedaan kan worden.

Nederland wil in elk geval niet dat er nieuwe fondsen worden opgezet, maar wordt gekeken welke bestaande middelen eerst kunnen worden ingezet.