EU-richtlijnen niet-financiële informatie te vrijblijvend
Hoewel verslaggeving over de bedrijfsvoering in relatie tot de omgeving, het milieu, de medewerkers, de mensenrechten en het tegengaan van corruptie en omkoping steeds belangrijker wordt, draagt de EU-richtlijn onvoldoende bij aan een gedegen en consistent inzicht in dit soort niet-financiële prestaties van ondernemingen.
“Sinds de invoering van de EU-richtlijn in 2017 is de verslaggeving weliswaar verbeterd”, zegt Danielle Landesz Campen, partner bij KPMG Sustainability. Landesz Campen: “Maar bedrijven geven nog altijd onvoldoende inzicht in hun maatschappelijke prestaties. De richtlijn is gebaseerd op principes en dat geeft bedrijven veel vrijheid om de vereiste toelichtingen te interpreteren, te kiezen voor ‘pas toe’ of ‘leg uit’ en naar eigen inzicht te rapporteren over de niet-financiële prestaties. Dit zorgt voor grote verschillen in de diepgang van de toelichtingen. Het lijkt erop dat de meeste bedrijven het besluit als een checklist beschouwen.
Inzicht in niet-financiële informatie wordt echter steeds belangrijker als het gaat om het realiseren van een duurzame wereldeconomie, waarin niet alleen de winstgevendheid op de lange termijn een rol speelt, maar ook sociale rechtvaardigheid en de bescherming van het milieu. Publicatie van niet-financiële informatie die minder vrijblijvend is, stelt ondernemingen in staat de prestaties en de impact ervan op de samenleving beter te meten, te volgen en te beheren. Een kritischer en evenwichtiger beeld van zichzelf draagt bovendien bij aan het verbeteren van de geloofwaardigheid van bedrijven.”
Beperkt inzicht in resultaten
Uit onderzoek van KPMG naar de verslaggeving in 2017 en 2018 van ruim veertig Nederlandse bedrijven die onder de Europese verslaggevingsrichtlijn voor niet-financiële informatie vallen, blijkt dat zij vooral ingaan op het beleid en de prestatie-indicatoren die zij hanteren om de niet-financiële prestaties te kunnen meten.
Landesz Campen: “Een signaal dat zij zich bewust zijn van de EU-richtlijn. Maar het uiteindelijke resultaat van het gevoerde beleid komt beperkt aan de orde. Iets meer dan de helft van de bedrijven geeft op een adequate manier aan wat de behaalde resultaten zijn. Zowel qua beleid als de behaalde resultaten geven de bedrijven vooral informatie over milieu, veiligheid en gezondheid. De bestrijding van omkoping en corruptie komt in beperkte mate aan bod. En ook het inzicht in de mogelijke risico’s van de bedrijfsvoering verschilt. Iets meer dan de helft van de bedrijven gaat in op de impactrisico’s, met name voor veiligheid en gezondheid van personeel en het milieu. Risico’s door omkoping, corruptie en mensenrechten worden in beperkte mate benoemd. De bedrijven maken met name inzichtelijk hoe de risico's hen beïnvloeden en niet hoe ze de maatschappij beïnvloeden.
Zonder inzicht in impact en risico’s en zonder duidelijk vooraf gedefinieerde doelstellingen gaat het beleid niet het gewenst effect sorteren. Dat betekent dat de bedrijven veel meer aandacht moeten besteden aan een grondige analyse van zowel het bedrijf als de stakeholders. Hierin staat duidelijk wie de belanghebbenden van de onderneming zijn en hoe hun belangen zich verhouden tot de belangen van het bedrijf. Deze analyse is bepalend voor het vaststellen van het kader waarbinnen bedrijven over doelstellingen en prestaties rapporten en zo de waarde van het bedrijf op lange termijn te kunnen waarborgen.”
Toetsing door een externe partij
Ondernemingen kunnen het niet-financiële verslag laten toeten door een externe partij, zoals een accountant. Landesz Campen: “Ondernemingen die een ‘assurance provider’ inschakelen die de rapportage inhoudelijk toetst, voldoen aan ruim 80% van alle eisen van de EU-richtlijn. Assurance is dan ook duidelijk een middel om het vertrouwen in niet-financiële informatie bij de verschillende stakeholders te vergroten. Deze toets wordt in het algemeen gedaan door de grote accountantsorganisaties. Iets meer dan de helft van de onderzochte ondernemingen blijkt het verslag aan het oordeel van een zo’n externe partij te onderwerpen. Een dergelijk oordeel zegt echter niets over de kwaliteit van de rapportage, wel over de mate waarin de bedrijven voldoen aan de richtlijnen. Recent wetenschappelijk onderzoek toont overigens aan dat er een positieve relatie bestaat tussen assurance en de kwaliteit van de niet-financiële rapportages.”