Eigenaren schoonmaakbedrijf vangen bot bij tuchtcollege

De eigenaren dienden een klacht in omdat ze door toedoen van de RA niet meer normaal in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De zaak (nr. 18/1574)
'Verkopers bedrijf op zwart zaad door toedoen RA'
De voormalige eigenaren van een schoonmaakbedrijf dreigen aan de bedelstaf te raken na de verkoop van de onderneming aan hun zoon. Ze kunnen naar eigen zeggen niet meer normaal in hun levensonderhoud voorzien.
Lees verder…

Zitting tuchtcollege
De RA die de eigenaren van een schoonmaakbedrijf begeleide bij de verkoop van hun onderneming kan er niet voor verantwoordelijk worden gehouden dat deze transactie slecht voor hen heeft uitgepakt. 

Dit blijkt uit het maandag door de Accountantskamer gepubliceerde oordeel in deze zaak.

De eigenaren hadden de zaak verkocht aan hun zoon. Zij dienden een klacht in omdat ze naar eigen zeggen sinds de verkoop niet meer normaal in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Het accountants- en advieskantoor dat hen bij die deal begeleidde en dan met name de ‘betrokken’ RA houden zij hiervoor verantwoordelijk. 

De verkoop van het bedrijf had plaats in 2014. De verkopers dachten daarmee voldoende inkomsten te genereren om nadien in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Zo’n 35.000 euro per jaar hadden ze nodig.

Volgens de financiële planners van het accountants- en advieskantoor moest dit kunnen. Maar een jaar na de verkoop ontdekten de verkopers tot hun grote schrik dat er voor hen helemaal niets overbleef. 

De opbrengst viel in alle opzichten tegen. Zo zou de zoon zou na de verkoop twee bedrijfspanden van zijn ouders huren voor 60.000 euro per jaar. Dit zou hen na aftrek van de hypotheeklasten jaarlijks enkele tienduizenden euro’s opleveren. In werkelijkheid vloeide de gehele huur naar de hypotheek. De ouders restte per saldo zelfs een schuld van 300.000 euro. 

Voor de ouders was dit reden een advocaat bij de arm te nemen. Die schakelde een financieel expert in. Zijn conclusie: het accountantskantoor had verwijtbaar, onzorgvuldig en dus laakbaar gehandeld.

Vooral de beklaagde RA trof daarbij volgens de verkopers blaam. Onder zijn verantwoordelijkheid vond de verkoop plaats, meenden zij.

Met die transactie was volgens de klagers nogal wat mis. Te beginnen met het ontbreken van een deugdelijke opdrachtbevestiging. Ook had de RA duidelijk moeten maken dat hij twee partijen diende: de ouders en de zoon. Derde punt van kritiek: het ‘gejojo’ met de waardering en koopprijs van het bedrijf. Die liepen volgens de advocaat uiteen van 164.000 euro tot bijna 1 miljoen euro. Daarnaast verwijten de klagers de accountant het ontbreken van een berekening van de privé benodigde financiële middelen.

De Accountantskamer verklaarde het klachtonderdeel over het ontbreken van een deugdelijke opdrachtbevestiging niet ontvankelijk wegens het overschrijden van de driejaarstermijn. Het feit dat het accountantskantoor mogelijk twee petten diende, valt volgens de tuchtrechters onvoldoende duidelijk toe te schrijven aan de beklaagde. Voor het ‘gejojo’ met de verkoopprijs leverden de klagers te weinig bewijs en ook de aantijging dat de RA beter had moeten kijken naar de financiële situatie van klagers wordt volgens het vonnis onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle

Lees ook: Restauranteigenaar hekelt gebrekkig advies accountantskantoor

Gerelateerde artikelen