Effectenkantoor is btw verschuldigd over beheerfee vermogensbeheerdiensten
Belanghebbende (X) drijft een effectenkantoor. Zij is geen instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) in de zin van Richtlijn 85/611 (icbe-richtlijn). X sluit met particulieren een vermogensbeheerovereenkomst op basis van individueel vermogensbeheer. Zij brengt hiervoor een beheerfee variërend van 1% tot 1½% van het beheerde vermogen aan de particulieren in rekening.
In geschil is of X ter zake van de vermogensbeheerdiensten in rekening gebrachte beheerfee omzetbelasting verschuldigd is. De Inspecteur meent dat de beheerfee naar het algemene tarief belast is met btw omdat sprake is van individueel discretionair vermogensbeheer. Op deze dienstverlening is geen btw-vrijstelling van toepassing, aldus de Inspecteur. X bepleit toepassing van de vrijstellingen van artikel 11, lid 1, onderdeel i, onder 2 en onder 3, Wet OB 1968.
Rechtbank Noord-Nederland geeft de Inspecteur gelijk. X is niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast dat zij zodanig vergelijkbaar is met een icbe dat zij ermee concurreert. De vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel i, onder 3, Wet OB 1968 is daarom niet van toepassing.
Voorts is sprake van een vermogensbeheerdienst en niet van een bemiddelingsdienst, aldus de Rechtbank. Mogelijk bijkomende diensten delen in het fiscale lot van deze hoofddienst. De Rechtbank wijst erop dat niet is gesteld dat sprake is van onderscheiden elementen binnen deze dienst en dat ook de beheerfee één vast percentage is van de grondslag: het gehele in beheer gegeven vermogen. Ter zitting heeft X ook verklaard dat de dienst als één geheel moet worden beschouwd (in de visie van X als bemiddelingsdienst).
Ook de vrijstelling artikel 11, lid 1, onderdeel i, onder 2, Wet OB 1968 is niet van toepassing.
(Bron: Fiscanet)