Duitsland legt btw-vrijstellingsregeling te beperkt uit

De Duitse btw-wetgeving kent een vrijstelling voor diensten van zelfstandige groeperingen van personen (ZGP's) die een activiteit uitoefenen die is vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn, teneinde aan hun leden de diensten te verlenen die direct nodig zijn voor de uitoefening van die activiteit.

Deze vrijstelling is echter voorbehouden aan groeperingen van artsen of beoefenaren van paramedische beroepen en groeperingen van ziekenhuizen of daarmee vergelijkbare instellingen. Deze beperking is volgens de Duitse wetgever gerechtvaardigd door het feit dat het aan de nationale wetgever stond na te gaan welke beroepsgroepen voor de betrokken vrijstelling in aanmerking kwamen zonder dat de mededinging zou worden verstoord. Aldus heeft de Duitse wetgever na onderzoek vastgesteld dat de betrokken vrijstelling alleen voor de gezondheidszorg gerechtvaardigd was.

De Europese Commissie heeft het Hof van Justitie (HvJ) verzocht om vast te stellen dat Duitsland de verplichtingen van artikel 132, lid 1, onder f, Btw-richtlijn niet is nagekomen, doordat zij de vrijstelling beperkt tot groeperingen waarvan de leden een beperkt aantal beroepen uitoefenen. De uitlegging van voornoemde bepaling is tevens voorwerp van geding in de zaken Commissie/Luxemburg (C 274/15), DNB Banka (C 326/15) en Aviva (C 605/15), die thans aanhangig zijn bij het HvJ.

A-G Wathelet is met het standpunt van de Europese Commissie eens. Duitsland legt deze vrijstellingsbepaling te beperkt uit.

 

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen