Doorhaling en berisping voor accountants adviesbureau

De accountants waren gedaagd door de curator van adviesbureau Boer & Kroon dat in 2014 failliet ging.

Zaaknummers 19/382 en 19/407

(zaaknummers bij de Accountantskamer: 17/2151 en 17/2152)

In hoger beroep is de maatregel van een van twee veroordeelde accountants die het gerenommeerde adviesbureau Boer & Croon bijstond, verlaagd naar een berisping. De doorhaling voor de duur van een maand voor zijn collega bleef wel overeind.

Dat bleek uit het eindoordeel van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De beide accountants werden door de Accountantskamer veroordeeld tot elk een doorhaling van een maand. Ze waren gedaagd door de curator van adviesbureau Boer & Kroon dat in 2014 over de kop ging. De curator beschuldigde hen van ondeugdelijk werk bij de controles van de jaarrekeningen 2011 en 2012. Vooral de wijze van een 'intern gecreëerde goodwill' kon niet door de beugel, zo vond de Accountantskamer. 

De accountants en de curator gingen in beroep. De gedaagden menen dat hen ten onrechte de maatregel van doorhaling voor de duur van een maand is opgelegd. Die maatregel is te zwaar voor het verwijt dat hen wordt gemaakt. Dat ze geen assurance-opdrachten meer verrichten, moet een verlichtende rol spelen. Ook van belang is volgens hen dat er geen sprake was van bewust, frauduleus of opzettelijk voor eigen gewin handelen.

Economische realiteit
Vooral de wijze van opnemen van de goodwill in de jaarrekeningen kon volgens de tuchtrechter niet door de beugel. De accountants menen dat de tuchtrechter ten onrechte oordeelde dat de accountant die zich bezig hield met de jaarrekening 2011 bij de controle van de post goodwill meer informatie had moeten vergaren. In de processtukken zitten aantekeningen waaruit dat tegendeel blijkt. Hij had geen aanleiding om meer controle-informatie te vergaren voor zijn oordeel omdat ,,de verwerking van de herstructurering in de jaarrekening gebruikelijk en conform de destijds geldende regelgeving was''. 

Volgens het College blijkt echter niet dat de wijze van verwerking door de accountant – volgens de zogeheten purchase accounting-methode – zo gebruikelijk en conform de toen geldende regelgeving was dat deze geen nadere toelichting of afweging behoefde. Dat de verwerking van goodwill op deze wijze de algemeen heersende opvatting was, is niet aannemelijk gemaakt. Bovendien geldt als uitgangspunt dat de jaarrekening de economische realiteit van transacties moet weergeven. De purchase-accounting-methode stoelt juist op een juridische benadering, waarbij beide rechtspersonen als afzonderlijke entiteit worden beschouwd. Omdat het ging om een fusie onder gemeenschappelijke leiding en de onderneming ,,slechts werd opgericht om een entiteit te verwerven en vervolgens te fuseren met de aangekochte entiteit wringt de juridische benadering met de economische realiteit van de transacties.'' Dus ook hierin volgt het College de tuchtrechter die dit al zo oordeelde.

Ook hekelden de accountants het oordeel van de Accountantskamer dat de accountant die de jaarrekening 2012 afkeurde dezelfde tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt dan de eerste accountant. Zijn positie bij de controle van de jaarrekening is miskend, zo stelt hij, omdat hij niet eindverantwoordelijk was voor de controle en ook niet direct betrokken was bij de werkzaamheden met betrekking tot de verantwoording van de goodwill. Maar hij verrichtte wel degelijk controlewerkzaamheden en hij was betrokken bij de risico-analyse, aldus het College. De accountant was zodanig vakinhoudelijk betrokken bij de controle dat hij medeverantwoordelijk gehouden kan worden voor de werkzaamheden met betrekking tot de controle van de goodwill. 

Toch vindt ze voor de accountant die zich boog over de jaarrekening 2012 de opgelegde maatregel te zwaar. De aard en omvang van zijn werkzaamheden was anders dan die van zijn collega. Niet hij, maar zijn college droeg de eindverantwoordelijkheid voor de controle. Ook heeft hij niet de post goodwill beoordeeld. Wel wordt hem verweten dat hij te weinig oog had ,,voor de gevolgen van zijn afkeurend oordeel die een mogelijke bedreiging vormden voor de continuïteitsveronderstelling die door de entiteit werd gehanteerd.'' Het College vervangt de maatregel van doorhaling van een maand voor die van een berisping.

Het College vindt echter de maatregel voor de accountant die zich boog over de jaarrekening van 2011 wel passend. Hij keurde die jaarrekening goed zonder toereikende controle-informatie met betrekking tot de post goodwill en heeft zo zijn kerntaak als controlerend accountant 'veronachtzaamd'. Het was een wezenlijke balanspost die van belang was voor het toe- en uittreden van aandeelhouders in de holding ,,en in zoverre ook voor het kunnen voortbestaan van de onderneming'', stelt het College.

Gerelateerde artikelen