Doorhaling onvoldoende objectieve AA bij ruzie melkveebedrijf
Zaaknr. 19/957
Wij schreven eerder over deze zaak: ‘AA koos partij in ruzie melkveebedrijf’
De Accountantskamer heeft de inschrijving van een AA die na een ruzie in een agrarische maatschap voor een van de kampen is blijven werken voor twee weken doorgehaald.
Volgens het tuchtcollege had het voor de AA, die op het hoogte was van het conflict, duidelijk moeten zijn dat de belangen van partijen tegengesteld waren. Daarmee was sprake van een mogelijke bedreiging voor de objectiviteit. Hij had deze bedreiging ‘moeten identificeren en die met zijn beoordeling, de toegepaste maatregel en zijn conclusie moeten vastleggen’.
De zaak draait om een melkveebedrijf uit de provincie Groningen met ongeveer 200 koeien. Klager is samen met zijn vader en jongere broer sinds 2009 middels een maatschap eigenaar van deze onderneming.
In 2015 ontstond er tweespalt in de maatschap. Klager was toegetreden onder de toezegging dat er ook een akkerbouwbedrijf zou worden ingelijfd. Aldus geschiedde. Maar volgens klager wilde vader de akkers na de aankoop zo snel mogelijk geschikt maken voor veeteelt. Zijn jongere broer, niet in het bedrijf actief, steunde vader daarbij. Klager liet zijn vader en broer daarop weten dat hij niet meer verder wilde.
De AA was de accountant van de maatschap. Hij bleef dit, terwijl hij wist dat klager daaruit wilde stappen. Hoe, daarover loopt inmiddels een rechtszaak.
Klager ontdekte onder meer dat hij niet meer als maat in de jaarverslagen 2016 en 2017 stond. De AA had hem daar niet over geïnformeerd. In de jaarverslagen was wel een vordering opgenomen. Maar klager deelde niet in de stille reserves. Die bestaan voornamelijk uit opgebouwde fosfaatrechten. Volgens klager is daarmee een ‘substantieel bedrag’ gemoeid.
De druppel die bij klager de emmer deed overlopen was de indicatie die de AA heeft gemaakt van het bedrag waarop hij volgens zijn vader en broer recht heeft na de ontbinding. Die schatting is eerder dit jaar door vader en broer ingebracht tijdens de rechtszaak. Volgens klager en diens advocaat is het hiermee evident dat de AA partijdig is geweest.
Het tuchtcollege geeft klager en diens advocaat grotendeels gelijk. De AA heeft het vonnis onvoldoende oog gehad voor zijn objectiviteit. Dat geldt ook ten aanzien van de schatting die hij heeft gemaakt van het bedrag waarop klager recht zou hebben bij zijn uittreden. De AA had zich volgens de raadskamer moeten afvragen of hij die opdracht, gezien de onenigheid, wel had moeten aanvaarden en duidelijk moeten vragen wat de vader en broer van klager met die schatting beoogden.
Daarnaast had de accountant bij het samenstellen van de jaarrekening 2016 ook moeten verifiëren of klager daadwerkelijk per 1 januari 2016 uit de maatschap was getreden. Dat laatste staat in het jaarverslag en is ‘materieel onjuist’.
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle