Doorhaling van accountant blijft in hoger beroep overeind
Zaaknr. 19/712
Zaaknummer bij de Accountantskamer: 18/1806
Geschreven over deze zaak: Accountant doorgehaald voor adviseren over faillissementsfraude
Een accountant die in april 2019 voor drie maanden is doorgehaald, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven niet op andere gedachten weten te brengen.
Het oordeel van de Accountantskamer blijft overeind, zo bepaalde het college. De accountant kreeg de maatregel opgelegd onder meer omdat hij zijn cliënt adviseerde te frauderen. Vlak voor het faillissement van zijn cliënt werden meer dan duizend overuren verwerkt.
In zijn notities uit maart 2013 adviseert de accountant over het verlonen van 'overuren'. Zijn gebruik van aanhalingstekens bij dit woord en de wijze waarop het verlonen van die hoeveelheid overuren per jaar vermeldt wordt, “vormen een sterke aanwijzing dat geen sprake was overuren die daadwerkelijk gemaakt zijn,'', aldus de Accountantskamer. Met deze constructie werd gepoogd de cliënt bij een faillissement in een financieel gunstiger positie te brengen. Op 14 mei 2013 ging de CV van de bestuurder failliet.
De accountant meent dat die notities slechts een weergave zijn van mededelingen die de bestuurder van het bedrijf aan hem deed. Dit waren geen adviezen van hem, stelde hij. Hij schetste alleen scenario's hoe je om moet gaan het met verlonen van overwerk. Het College volgt echter de Accountantskamer in zijn oordeel dat het gebruik van aanhalingstekens bij het woord 'overuren' en de wijze waarop het verlonen van minimaal duizend overuren per jaar vermeld wordt, een sterke aanwijzing vormen dat geen sprake was van overuren die daadwerkelijk gemaakt zijn. Dit lijkt op een constructie met als doel de bestuurder bij een faillissement in een financieel gunstiger positie te brengen.
Ook staat in de notities 'dat moet worden opgelet' omdat de curator alles wil zien. Dat de accountant de aanhalingstekens slechts plaatste “vanwege twijfel over de benaming van de overuren en anderzijds twijfel of de opgave realistisch was'' doet niet af aan dit beeld, aldus het College. Ook blijkt uit de notities dat het initiatief niet alleen bij de bestuurder lag. Ze spraken elkaar diverse malen waarbij de accountant een adviserende rol had.
De accountant was voor de Accountantskamer gedaagd door het Openbaar Ministerie. Dit nadat de FIOD in 2016 een huiszoeking deed in zijn woning en in zijn kantoor nadat de curator aangifte had gedaan tegen de bestuurder van het bedrijf wegens vermoedens van faillissementsfraude. Uit het vervolgonderzoek bleek dat de accountant ruim 460.000 euro aan facturen uit had staan bij het failliete bedrijf en de bestuurder 345.000 euro had geleend. Hiermee heeft hij zijn objectiviteit geschonden.
De accountant meent dat dit klachtonderdeel verjaard is. De Belastingdienst wist al een jaar voor de huiszoeking dat die leningen verstrekt waren. Daarmee is de verjaringstermijn van drie jaar voor het indienen van een klacht verstreken. Maar het verwijt betreft niet alleen het aangaan van die leningen, maar ook dat hij onvoldoende waarborgen trof ter voorkoming van aantasting van zijn objectiviteit. Pas bij de huiszoeking werd een overeenkomst van een geldlening gevonden. Pas op dat moment werd het OM dit feit bekend, aldus het College, en daarmee is het niet verjaard. De klacht is binnen drie jaar daarna ingediend.
De Accountantskamer concludeerde dat de beklaagde zijn cliënt geadviseerd heeft over potentieel frauduleus handelen. Daarom kreeg hij de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden opgelegd. Dat is passend en geboden, oordeelt ook het college.