Dijsselbloem gaat regels meldplicht accountants bij fraude niet wijzigen

De bestaande wet- en regelgeving biedt voldoende aanknopingspunten voor de meldplicht van accountants bij fraude. Dat schrijft minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën dinsdag in antwoord op Kamervragen over de meldplicht van accountants. Hij is dan ook niet van plan om door middel van wet- of regelgeving helderheid te creëren over wanneer een accountant een meldplicht heeft aan de Belastingdienst of andere instanties.

Kamerleden Henk Nijboer en Jeroen Recourt (beiden PvdA) hadden de minister vragen gesteld over de regels met betrekking tot de meldplicht van accountants naar aanleiding van het bericht ‘Tuchtrechter beperkt beroepsgeheim accountants’.

Die zaak draaide om een veehouder die zijn accountant ten onrechte voor € 2,2 miljoen aan omzetbelasting liet terugvragen bij de Belastingdienst. De accountant heeft dit niet aangegeven, zelfs niet toen zijn cliënt zijn btw-fraude had toegegeven. De tuchtrechter vond dit onprofessioneel en heeft de accountant berispt. De accountant heeft als verweer gevoerd dat de op hem rustende geheimhoudingsplicht hem verhinderde de fraude bij de Belastingdienst te melden.

Dijsselbloem over deze uitspraak van de tuchtrechter: ‘De Accountantskamer heeft in de betreffende uitspraak geoordeeld dat er in de VGC een verplichting is opgenomen tot geheimhouding van vertrouwelijke informatie, waarop echter een uitzondering wordt gemaakt, indien wettelijk of beroepshalve een recht of plicht tot bekendmaking aan een derde bestaat. Tot die wettelijke voorschriften behoren verplichtingen tot openbaarmaking, bijvoorbeeld op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Daarnaast is in de VGC bepaald dat een accountant in een situatie kan komen te verkeren, waarin hij verplicht is of waarin het maatschappelijk juist is vertrouwelijke informatie bekend te maken. De Accountantskamer heeft geoordeeld dat er in de voorliggende zaak sprake was van een dergelijke situatie waarin een dergelijke plicht tot bekendmaking bestond. Centraal in het oordeel van de Accountantskamer staat de vaststelling dat de accountant namens de cliënt de aangiften omzetbelasting had gedaan, die – naar later bleek – op valse facturen berustten, waardoor de accountant (buiten zijn schuld) in verband werd gebracht met materieel onjuiste informatie. Het fundamentele beginsel van integriteit, zoals eveneens opgenomen in de VGC, brengt met zich mee dat de accountant vermijdt dat hij in verband wordt gebracht met materieel onjuiste informatie. In dit verband merkt de Accountantskamer ook op dat in de VGC het geconfronteerd worden met fraude expliciet wordt genoemd als een situatie waarin de accountant zich van juridisch advies kan voorzien om te bepalen of hij vervolgens al dan niet verplicht is de fraude aan de daarvoor aangewezen instanties te melden.’

Gerelateerde artikelen