DGA ontkomt aan tbs-regeling en aftrekuitsluiting belastingschulden
Aangezien de Ontvanger geen toestemming verleende voor de overneming van de belastingschuld door de BV, bleef de DGA daarvoor aansprakelijk. Wel had de BV tegenover de DGA de verplichting om de belastingschuld namens hem te betalen. Een eventuele kwijtschelding van de belastingschuld zou ook ten goede komen aan de BV.
In de cassatieprocedure nam de staatssecretaris van Financiën het standpunt in dat het recht van de DGA waarbij de BV de belastingschuld zou betalen, moest worden aangemerkt als een terbeschikkingstelling van vermogen aan de BV. Dit zou betekenen dat in box 1 een rentebate zou moeten worden berekend over het ter beschikking gestelde vermogen. De belastingschuld waarvoor belanghebbende aansprakelijk was gebleven moest volgens de staatssecretaris worden toegerekend aan box 3, waar een aftrekuitsluiting geldt voor belastingschulden.
De Hoge Raad volgt dit standpunt van de staatssecretaris niet, maar bevestigt de uitspraak van het Hof. Dat had geoordeeld dat het belang bij de belastingschuld niet langer belanghebbende maar de BV aanging, waartegenover stond dat de tussen belanghebbende en de BV overeengekomen koopprijs verrekend was, zodat van een vordering van belanghebbende op de BV geen sprake meer was. Aangezien het belang bij de schuld niet meer bij de DGA berustte, was de vraag naar de aftrekbaarheid daarvan in box 3 niet langer relevant.