Dekkingsgraad gemiddelde pensioenfonds daalt 3,5% door gewijzigde rekenrente
De wijziging heeft betrekking op de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR). Dat is het niveau waarnaar de rente op de hele lange termijn wordt verwacht toe te tenderen. Op dit moment is het niveau van de UFR vastgesteld op 4,2%. Hierdoor wordt de actuele marktrente verhoogd. De wijziging die DNB heeft aangekondigd heeft betrekking op deze 4,2%. In de toekomst wordt deze niet meer constant vastgesteld op 4,2%, maar afgeleid van een voortschrijdend gemiddelde van de lange rente over de afgelopen tien jaar. Hierdoor daalt op dit moment het niveau van de UFR naar 3,3%. In onderstaande grafiek is het effect op de rentecurve weergegeven.
De dekkingsgraad daalt
De wijziging van de rekenrente is het meest direct terug te zien in de actuele dekkingsgraad van pensioenfondsen. Deze dekkingsgraad daalt gemiddeld met 3,5% van 110% naar 106%. De impact van de wijziging verschilt overigens per pensioenfonds. Voor jongere fondsen is de impact groter en kan de daling oplopen tot 5% á 6%. Voor meer verouderde fondsen is de impact kleiner en kan de daling beperkt blijven tot 2% á 3%.
Fondsen dienen veel beleidsbeslissingen te bepalen op basis van de beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad is gebaseerd op de gemiddelde actuele dekkingsgraad van de laatste twaalf maanden. Doordat de rekenregels niet met terugwerkende kracht gewijzigd worden, is de impact van de wijziging op de beleidsdekkingsgraad zeer beperkt. Pas halverwege 2016 wordt deze wijziging volledig in de beleidsdekkingsgraad zichtbaar.
Overigens is de verwachting dat deze daling niet tot nieuwe kortingen op de pensioenen leidt. Wel zal bij de meeste pensioenfondsen het verhogen van de pensioenen langer worden uitgesteld.
Premie stijgt ook
De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft niet alleen gevolgen voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen. Ook de premie zal stijgen.
Pensioenfondsen moeten in beginsel de kostendekkende premie in rekening brengen. Deze premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals die door DNB wordt gepubliceerd. Deze kostendekkende premie is, meer dan de voorziening, gevoelig voor de rente op lange looptijden. Hierdoor is het effect op de premie sterker dan op de dekkingsgraad.
De premiegevolgen hangen voornamelijk af van de leeftijdsopbouw van het deelnemersbestand. Berekeningen wijzen uit dat de kostendekkende premie als gevolg van de aanpassing van de rentetermijnstructuur zo’n 6% tot 8% stijgt.
Daarnaast zijn er pensioenfondsen die de premie dempen op basis van het verwachte beleggingsrendement. Zij zullen in het vierde kwartaal van 2015 de rekenrente voor de komende vijf jaar vaststellen. Het verwachte beleggingsrendement wordt zeker voor pensioenfondsen die relatief veel in vastrentende waarden beleggen, beïnvloed door de nieuwe rentetermijnstructuur. Voor de pensioenfondsen die de premie dempen op basis van het verwachte beleggingsrendement zal de premie vanwege de nieuwe rentetermijnstructuur gemiddeld met 3 à 4% stijgen.
Tenslotte zijn er pensioenfondsen die de premie vaststellen op basis van de gemiddelde rente over maximaal de achterliggende tien jaar. Hoe langer de periode van middeling, hoe kleiner het effect op de korte termijn op de premie door de gewijzigde rentetermijnstructuur. Op termijn ondervinden zij een vergelijkbaar effect als pensioenfondsen die de kostendekkende premie bij de onderneming(en) en hun werknemers in rekening brengen.
Pensioenfondsen moeten afdekking renterisico nader onderzoeken
De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft invloed op de hoogte van de rentegevoeligheid van de verplichtingen en de verdeling van de rentegevoeligheid over de diverse looptijden. De pensioenfondsen die een beleid ter afdekking van het renterisico hebben geformuleerd op basis van de UFR waarde van de verplichtingen zullen het rente-afdekkingsbeleid moeten herijken op basis van de gewijzigde rentetermijnstructuur. Met name voor de fondsen met een jong deelnemersbestand zal dit in vergelijking tot de huidige rentetermijnstructuur tot verschillen leiden.
Verdere daling van het UFR niveau in het vooruitzicht
Zoals gesteld is de UFR gebaseerd op een voortschrijdend gemiddelde van de lange rente over de afgelopen tien jaar. Doordat de rentes de afgelopen tien jaar gedaald zijn, is bij een niveau van 3,3% het laagste punt nog niet bereikt. Bij een gelijkblijvende rente kan het UFR-niveau de komende jaren dalen tot 1,8%. Dit zou het herstel van de dekkingsgraden verder vertragen en tot nieuwe premieverhogingen leiden.