De verordening betreffende ESG-informatieverschaffing in 5 vragen
Één verordening gaat over informatieverschaffing met betrekking tot duurzaamheid (2019/2088), de ander gaat over CO2-benchmarks (2019/2089).
Nina Peters, consultant bij consultancybureau Charco & Dique, gaat aan de hand van vijf vragen verder in op de eerstgenoemde verordening. Verzekeraar, banken, beleggingsondernemingen, beheerders van beleggingsinstellingen, pensioenfondsen en of financieel adviseurs krijgen waarschijnlijk met deze nieuwe regels te maken.
1. Wat verstaat de EC precies onder een duurzaamheidsrisico?
De EC geeft de volgende definitie: “een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch, sociaal of governancegebied verstaan die, indien deze zich voordoet, een wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken”.
Duurzaamheidsrisico’s kunnen zich dus op alle gebieden van ‘ESG’ (environmental, social, governance) voordoen. Peters: ‘’We hebben het daarom niet alleen over klimaat- of milieugerelateerde risico’s, maar ook over risico’s als corruptie, mensenrechten controverses en arbeidsomstandigheden.’’
2. Waarom een verordening over informatieverschaffing?
Het beheersen van ESG-gerelateerde risico’s is ontzettend belangrijk. Het identificeren en managen van risico’s wordt echter behoorlijk lastig als de juiste informatie niet beschikbaar is. ‘’Volgens de EC is de informatieverschaffing aan beleggers op dit gebied nog onvoldoende ontwikkeld, omdat dergelijke informatieverschaffing nog niet aan geharmoniseerde vereisten onderworpen is,’’ vertelt Peters. ‘’Vandaar dat de EC besloot om zelf zulke vereisten op te stellen.’’
3. Voor wie gelden die vereisten?
Beter kan worden gevraagd: voor wie niet? De verordening is namelijk van toepassing op financiële marktdeelnemers en financieel adviseurs. Het gaat dus om een groot deel van de financiële ondernemingen. Zo kunnen verzekeraars, verzekeringstussenpersonen, aanbieders van pensioenproducten, vermogensbeheerders, banken, abi-beheerders en icbe-beheerders allemaal kwalificeren als financiële marktpartij. Verzekeringsadviseurs en beleggingsadviseurs kunnen op hun beurt worden gezien als financieel adviseur.
4. Wat voor verplichtingen gaan voor deze partijen gelden?
Dat zijn er een heleboel. Zo moeten deze ondernemingen bijvoorbeeld:
– informatie over hun beleid voor de integratie van duurzaamheidsrisico’s op beleggings- of adviesgebied publiceren;
– informatie publiceren over hoe zij ongunstige duurzaamheidseffecten in aanmerking nemen bij hun dienstverlening (of uitleg geven over waarom zij dit niet doen).
Peters: ‘’Verricht de onderneming bijvoorbeeld due diligence naar de duurzaamheid van potentiële beleggingen? Op welke duurzaamheidsaspecten let de onderneming dan? En wat gebeurt er als een potentiële belegging negatieve duurzaamheidseffecten blijkt te hebben?’’
duurzaamheidsinformatie op productniveau openbaar maken;
– precontractueel informatie verstrekken aan cliënten over de integratie van duurzaamheidsrisico’s (en de rendementseffecten hiervan); en
– uitleggen hoe het beloningsbeleid spoort met de integratie van duurzaamheidsrisico’s.
‘’De precieze eisen – welke informatie voor welk product waar moet worden opgenomen – zijn tot in detail beschreven in de verordening,’’ licht Peters toe. ‘’Ze zullen nog verder uitgewerkt worden in de gedelegeerde regelgeving.’’
5. Wanneer gaat dit in, en hoe zorgt u ervoor dat u goed voorbereid bent?
De meeste bepalingen van de verordening treden in werking op 10 maart 2021. Vanaf die dag zult u – als de verordening op u van toepassing is – moeten voldoen aan de eisen die de verordening stelt.
Peters raadt organisaties aan om op tijd te beginnen. ‘’Allereerst is het belangrijk om na te gaan of de verordening op uw klanten van toepassing is,’’ zegt ze. ‘’Is dit het geval, dan kunt u nagaan welke eisen precies van toepassing zijn. De volgende stap is nagaan welke informatie uw klant momenteel openbaar maakt en kijken of er ‘gaps’ bestaan tussen de reeds gepubliceerde informatie en de informatie die u vanaf 10 maart 2021 moet gaan publiceren.’’