‘Cyprusroute’ door rechter afgesneden
AFMB adverteerde met de mededeling dat Nederlandse transportondernemingen, door hun personeel op Cyprus onder te brengen, 30% zouden kunnen besparen op de loonkosten van hun chauffeurs om zo de concurrentie uit Oost-Europa te weerstaan. Het personeel zou dan in dienst zijn van AFMB en zou vervolgens weer aan de transportbedrijven worden terug verhuurd. Verschillende Nederlandse transportbedrijven zijn hierop ingegaan en hebben hun personeel ondergebracht bij AFMB.
De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft hier een streep door gehaald door te besluiten dat de Nederlandse chauffeurs nog altijd onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving vallen. AFMB en verschillende chauffeurs vochten dit bij de rechtbank aan.
Feitelijke situatie is leidend
Volgens de rechtbank heeft de Svb het bij het rechte eind. Het gaat om de feiten en niet om de situatie zoals die op papier (in de overeenkomsten) is vastgelegd. AFMB is geen zuivere ‘brievenbusfirma’. Er werkt personeel op Cyprus. Maar dat is niet beslissend. Gekeken moet worden naar de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de chauffeurs. De chauffeurs rijden niet op Cyprus. Er is verder ook niet echt iets veranderd: de Nederlandse transportbedrijven, waar de chauffeurs aanvankelijk in dienst waren, zijn ook na de overdracht van het personeel feitelijk sturend gebleven. AFMB is er weliswaar als contractspartner bijgekomen, maar dat heeft niet tot een andere uitvoering van werkzaamheden geleid. AFMB gaat ook niet over de chauffeurs: de transportbedrijven zijn feitelijk degenen die beslissen over werving en ontslag van de chauffeurs.
Ongegrond
De rechtbank heeft de beroepen dan ook ongegrond verklaard. Partijen hebben zes weken de tijd om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.