Curatoren: ‘accountants onvoldoende alert op ‘leegtrekken’ bedrijf’
Zaaknrs. 18 686/18 687
Volgens de curatoren van een werkmaatschappij van een papiergroothandel die in 2015 failliet ging, hebben de twee opeenvolgende accountants die verantwoordelijk waren voor de jaarrekeningen van deze BV in de jaren 2010-2014 veel verkeerd gedaan. Zoveel dat deze RA’s zich maandag tijdens een marathonzitting van ruim vier uur moesten verantwoorden bij de Accountantskamer.
De twee accountants waren respectievelijk verantwoordelijk voor de jaarrekeningen 2010-2011 t/m 2012-2013 en 2013-2014 van de werkmaatschappij.
De curatoren verwijten de eerste accountant dat zij een securitisatieprogramma onvoldoende in de jaarrekeningen heeft verantwoord. Dat programma had betrekking op de handelsvorderingen. Die zijn overgeheveld naar de eigenaar, de ‘overgrootmoeder’ van de werkmaatschappij. In ruil daarvoor kreeg de BV een rekening-courantvordering op de holding. Dubieus, betoogde Marie-Hélène Berghuijs, een van de twee advocaten van de curatoren. “In plaats van een enkel debiteurenrisico, werd de werkmaatschappij ineens opgezadeld met een dubbel debiteurenrisico.”
De omvang van dit risico bleek na het faillissement: bij de holding c.q. eigenaar stond volgens Berghuijs nog voor ruim 21 miljoen aan handelsvorderingen geparkeerd. De curatoren van de inmiddels failliete werkmaatschappij hebben het nakijken.
Omdat de securitisatieprogramma’s volgens de klagers niet goed in de jaarrekeningen zijn verwerkt, vallen zij ook over de door deze RA verstrekte goedkeurende verklaringen. In twee van de onder haar verantwoording opgestelde jaarrekeningen was een voorbehoud volgens de curatoren op zijn plaats geweest.
De tweede RA had volgens de curatoren geen goedkeurende verklaring mogen geven voor de jaarrekening 2013-2014. Vanwege de verslechterende marktomstandigheden, maar vooral vanwege een verandering in het cashpoolarrangement binnen het concern.
Volgens dit ‘zero balance cashpoolarrangement’ gingen alle banksaldi van bedrijfsonderdelen met ingang van 1 juli 2014 naar de holding, niet langer louter virtueel, maar ook in werkelijkheid. Volgens de curatoren blijkt dit echter onvoldoende uit de jaarrekening. Ook wordt hier volgens hen ten onrechte geen melding van gemaakt bij de gebeurtenissen na balansdatum. Begin juli 2014 hengelde de holding voor 37,6 miljoen euro uit de BV. “De BV is leeggetrokken,” concludeerde advocaat Berghuijs dan ook.
De curatoren rekenen deze accountant tevens aan dat hij geen enkele medewerking heeft willen verlenen aan hun onderzoek naar de oorzaken van het faillissement.
“Een fishing expedition,” zo karakteriseerde Femke van der Velden, advocaat namens de accountants, de informatieverzoeken van de curatoren. “De curatoren moeten niet bij de accountants zijn, maar bij de bestuurders van het bedrijf en bij de curatoren van het moederbedrijf en de holding. Kennelijk zijn de onderlinge verhoudingen zo slecht dat men, mede omdat de tijd dringt, alle pijlen nu maar op de accountants richt via de tuchtrechter.”
Van ‘leegtrekken’ is volgens Van der Velden geen sprake. Zowel na de securitisatie als na de aanpassing van het cashpoolarrangement kon de BV nog steeds aanspraak maken op zijn geld. Na de securitisatie werden handelsvorderingen weliswaar door de eigenaar geïnd, maar op dagbasis grotendeels direct teruggesluisd naar de BV.
Bij de zero balance cash pool hield de BV een vordering op de holding. Van der Velden: “Er is louter sprake van een technisch verschil, in de financiële positie van de BV is niets veranderd.”
Reden om geen goedkeurende verklaring af te geven voor de jaarrekening 2013-2014 dan wel expliciet te waarschuwen voor toegenomen risico’s was er volgens Van der Velden evenmin. “Er waren geen materiële onzekerheden op de balansdatum, noch vlak daarna. De onvoorziene gebeurtenissen hebben zich pas voorgedaan in februari 2015 toen de eigenaar de stekker eruit trok. Dat kwam ook voor de accountant als een donderslag bij heldere hemel.”
Ook de reden om de curatoren geen informatie te verstrekken was volgens de advocaat evident: de holding en niet de BV was de opdrachtgever. Had de accountant die informatie wel gegeven, dan zou hij zijn geheimhoudingsplicht hebben geschonden.
Michiel Werkhoven, voorzitter van het tuchtcollege, plaatste daarbij vraagtekens. Temeer omdat de curatoren van de holding – de opdrachtgever – de accountant al toestemming hadden verleend de informatie te verstrekken. Van de door Van der Velden geopperde onenigheid tussen de curatoren van de BV en de holding bleek geen sprake. Werkhoven: “U blijft zeggen: dat doet er allemaal niet toe. Zoals u kunt proeven uit onze vragen denken wij daar toch iets anders over.”
De uitspraak: Waarschuwing en berisping voor RA’s failliete BV
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle