CPB publiceert evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven
De gebruikers zijn relatief vaak hoogopgeleid en/of werkzaam in loondienst. De aftrekpost lijkt het meest te worden ingezet voor de aanschaf van boeken en voor collegegeld.
Driekwart van de gebruikers van de aftrekpost scholingsuitgaven volgt een leertraject bij een niet-bekostigde instelling of een privaat opleidingsinstituut. Van diegenen die een door de overheid bekostigde opleiding volgen staan de meesten ingeschreven voor een bachelor- of masteropleiding in het hoger onderwijs.
Het stimulerende effect van de aftrekpost scholingsuitgaven op de deelname en uitgaven aan scholing wordt bepaald door mensen te vergelijken die de aftrekpost kunnen benutten tegen verschillende marginale tarieven (de zgn. regression discontinuity (RD) benadering). In meerpersoonshuishoudens wordt de analyse apart uitgevoerd voor meestverdieners en minstverdieners, omdat zij soms gunstig gebruik kunnen maken van elkaars marginale tarieven.
Voor minstverdieners, alleenstaanden met een relatief laag inkomen en meestverdieners met een hoog inkomen wordt rond de sprongen in het marginaal tarief geen bewijs gevonden voor een stimulerend effect van de aftrekpost op scholing. Bij meestverdieners met een relatief laag inkomen wordt wel een positief scholingseffect gevonden. Voor alleenstaanden met een relatief hoog inkomen is mogelijk sprake van een beperkt positief scholingseffect.
De marginale deadweight loss – dat wil zeggen het deel van een extra euro scholingsaftrek dat niet leidt tot extra scholing – bedraagt tussen de 73 en 100%, afhankelijk van de groep en het belastingtarief. Omdat we alleen de marginale deadweight loss kunnen berekenen en niet de gemiddelde, valt in principe niet uit te sluiten dat de maatregel als geheel effectief is. De geringe reactie op de financiële prikkel rond de schijfgrenzen suggereert echter dat het effect van de aftrekpost als geheel beperkt is.
De notitie besluit met verschillende voor- en nadelen van de aftrekpost scholingsuitgaven en van alternatieve financieringsinstrumenten zoals een uitgavenregeling. Dergelijke alternatieve beleidsopties kunnen effectiever zijn dan de onderhavige aftrekpost, maar kennen vaak eveneens een hoge deadweight loss. De precieze vormgeving van het alternatieve beleid lijkt hierbij van belang: als de overheid wil dat zoveel mogelijk mensen gebruik maken van de regeling is bekendheid met de regeling en communicatie hierover cruciaal. Als het bereik van personen met een laag inkomen of een laag opleidingsniveau centraal staat lijkt voorfinanciering door de deelnemer niet gunstig.