Content geeft diepgang en context geeft reliëf
Het is lastig om als opsteller van wet- en regelgeving alle mogelijke situaties, i.e. alle mogelijke omgevingen waarin de betreffende wet- en regelgeving wordt toegepast, vooraf te bedenken en te verwerken in de wet- en regelgeving, zodanig dat dit te allen tijden leidt tot de gewenste handelingen en gedragingen. In de Wegenverkeerswet heeft de wetgever dit onder meer opgelost in artikel 5: “Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.” Ik moest denken aan de volgende anekdote.
Op een dag reed ik van de Vrije Universiteit over de snelweg A4 naar huis. Ik reed met circa 60 km/uur over deze snelweg. Ik vertelde dit een half jaar later een keer tijdens een college aan studenten. Een van de studenten reageerde dat ik daarmee een gevaar op de weg was, aangezien de maximum snelheid op die weg (toen nog) 120 km/uur was en ik reed daarmee volgens hem veel te langzaam. Het klopt dat snelheidsverschillen tussen automobilisten de kans op een ongeval vergroten. Het bijzondere was evenwel dat ik een van de snellere automobilisten was, want er was een flink pak sneeuw gevallen en de meeste auto’s reden niet harder dan 50 km/uur. Als ik een gevaar op de weg was, dan was het eerder omdat ik te hard reed. Ik ben wel benieuwd hoe een agent in deze situatie mijn verkeersgedrag zou hebben beoordeeld. Ik reed niet harder dan de maximum snelheid. Maar de weersomstandigheden vereisten wel dat ik mijn snelheid aanpaste, wat ik ook deed. Maar paste ik mijn snelheid voldoende aan? En maakte het daarbij nog uit in wat voor auto ik reed (wel of geen winterbanden, wel of geen vierwiel aandrijving, etc.)? En maakte het daarbij uit dat ik veel ervaring heb met rijden in de sneeuw? Kunnen deze variabelen mijn gedragingen acceptabel maken of had ik, net als de meerderheid van de weggebruikers, mijn snelheid verder moeten verlagen naar circa 50 km/uur?
Het interessante is dat de wetgever ook nog op andere wijze probeert rekening te houden met de context. Indien ik in het voornoemde voorbeeld namelijk in een slip was gekomen en een dodelijk ongeluk had veroorzaakt, dan was ik alsnog strafrechtelijk vervolgbaar geweest (artikel 6 van de Verkeerswet: “Het is een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood …”). Daar waar artikel 5 zich richt op het gedrag wat een gevaarlijke situatie kan opleveren (zonder dat er iets mis hoeft te gaan), is artikel 6 een artikel dat ziet op de situatie waarin het echt is misgegaan, ook al was of leek het verkeersgedrag (op het eerste gezicht) passend in de situatie (wat het achteraf dan toch niet was).
Is de context relevant bij de uitvoering van controles en bij de naleving van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS)? Kunnen of moeten accountants rekening houden met de context? En kan of moet een toezichthouder rekening houden met de context? Ja, de context is relevant. En ja, zowel accountants als toezichthouders moeten rekening houden met de context. Er is alleen een verschil met de Wegenverkeerswet. In mijn dagelijkse praktijk merk ik dat bij de uitvoering van controles een andere context soms aanleiding kan zijn voor zowel verzwaring als ook verlichting van de controlewerkzaamheden, terwijl In de Wegenverkeerswet de aanpassing vanwege de omstandigheden altijd neerwaarts is (i.e. verlaging van de snelheid). Dit laatste is omdat de maximum snelheden als bovengrens worden gezien van wat maximaal acceptabel is vanuit de optiek van verkeersveiligheid. Deze vergelijking doortrekkend kun je beredeneren dat er ook zoiets is als het begrip ‘controleveiligheid’ met minimum ondergrenzen (ongeacht de context). En de context bepaalt mede of de controlewerkzaamheden uitgebreid moeten worden (i.e. aanpassing van het gedrag). Wat is hierin de functie van risicoanalyse? De functie van risicoanalyse is enerzijds voor de inschatting of de minimum controlewerkzaamheden uitgebreid moeten worden en anderzijds voor de bepaling wat de meest geschikte controlewerkzaamheden (ook als minimum controlewerkzaamheden) zijn. Dit laat onverlet dat in bepaalde situaties een snelheidsovertreding geoorloofd kan zijn (denk aan een rit naar het ziekenhuis waarbij juist te hard wordt gereden om een mensenleven te redden), maar die situaties zijn zeer zeldzaam. Wellicht dat dergelijke situaties bij de uitvoering van controles minder zeldzaam zijn dan in het verkeer, maar wees desalniettemin bij de controles terughoudend met een beroep op de context bij het motiveren van het verminderen van controlewerkzaamheden. Het gevaar van een te positieve inschatting van de context ligt op de loer, vooral wanneer alleen het eigen belang wordt gezien en het belang van de andere (maatschappelijk) verkeersgebruikers wordt genegeerd. Context biedt ook de gelegenheid om professionele oordeelsvorming beter vorm te geven. Cultiveer en koester die oordeelsvorming en gooi deze niet te grabbel, zoals vroeger veel werd weggeredeneerd met een (verder ongemotiveerd) beroep op “professional judgment”. Daarvoor is wel vereist dat contextuele factoren worden betrokken in de onderbouwing van de keuzes in het controleprogramma (helemaal bij op het oog minder voor de hand liggende keuzes), waarbij de keuze primair op basis van de NV COS wordt gemaakt en secundair de context bepalend is voor de passendheid. En bij twijfel over inhalen is het verstandig een ander te vragen hoe die naar de situatie kijkt, alvorens daadwerkelijk in te halen. Dat kan iemand zijn die naast je zit, maar iemand aan de zijkant van de weg heeft soms een beter overzicht.
[Door: drs. Albert Bosch RA, V&A accountants-adviseurs]