Consultatie Wet vereenvoudiging beslagvrije voet
Het wetsvoorstel ‘vereenvoudiging van de beslagvrije voet’ zorgt er voor dat het voor beslagleggende partijen simpeler wordt om te berekenen welk inkomensdeel zij met rust moeten laten. Nu nog zijn ze daarvoor afhankelijk van een veelheid aan informatie van de schuldenaar. In de nieuwe situatie komt de benodigde informatie niet meer van de schuldenaar, maar via bestaande registraties.
Bovendien regelt het wetsvoorstel dat bij mensen die te maken hebben met meerdere beslagleggende partijen, de afstemming beter verloopt. Onder het nieuwe regime heeft de schuldenaar één duidelijk aanspreekpunt: de innende deurwaarder. Die berekent de beslagvrije voet, legt die voor aan de schuldenaar die kan controleren of het klopt, en deze geldt dan voor alle innende partijen. Dat betekent een einde aan verschillende berekeningen en het tornen aan het bestaansminimum.
Berekening van de nieuwe beslagvrije voet
De hoogte van de beslagvrije voet blijft over de hele linie zo ongeveer hetzelfde als in het oude systeem. Door de vereenvoudiging is deze wel minder op de specifieke situatie toegespitst, grofmaziger dus. In individuele gevallen kan de nieuwe berekening dus anders uitpakken. De nieuwe berekening is afhankelijk van het inkomen en de leefsituatie van de schuldenaar. Er geldt in principe één vast bedrag, afhankelijk van de leefsituatie (alleen zonder kind(eren), alleen met kind(eren), samen met kind(eren) en samen zonder kind(eren)).
De hoogte van het inkomen bepaalt de berekeningswijze van de beslagvrije voet:
• Voor degene die gezien zijn inkomen geen recht op toeslagen heeft, geldt een vast bedrag als beslagvrije voet. Dat is 95 procent van de bijstandsnorm.
• Voor wie recht heeft op toeslagen is het iets ingewikkelder, want als hij ook een vast bedrag zou houden en daarnaast nog toeslagen zou ontvangen, zou hij meer overhouden dan mensen die geen recht hebben op toeslagen. Voor diegenen gaat een formule gelden die rekening houdt met de afbouw van toeslagen. Voor toepassing van de formule is voldoende dat de beslagleggende partij de leefsituatie en het inkomen van de schuldenaar kent.
• Wie een inkomen heeft op of onder bijstandsniveau zou niet of nauwelijks kunnen aflossen. Om hen niet onaantastbaar te maken voor schuldeisers, moeten zij 5 procent van hun netto inkomen aflossen.