Constructie van bankenconcern succesvol bestreden met fraus legis
Achtergrond van de tax planning structuur
Door (een Nederlandse vennootschap binnen) een internationaal opererend bankenconcern zijn aandelen in Nederlandse vennootschappen met grote winstreserves aangekocht. Die reserves waren ontstaan doordat deze vennootschappen hun ondernemingen/activa (met stille reserves) hadden verkocht aan tot de groep van de verkopers behorende vennootschappen. Bij de verkoop van hun ondernemingen/activa hebben de desbetreffende vennootschappen grote boekwinsten gerealiseerd. De ’gekochte winst’ is bij de bepaling van de verkoopprijs van de aandelen in die vennootschappen ’verdeeld’ tussen de verkopers van de aandelen, een tussenpersoon en het bankenconcern.
De tax planning
De ‘winstvennootschappen’ hebben, nadat het bankenconcern hun aandelen had verworven, leningen tot zeer hoge bedragen opgenomen bij een Engelse concernvennootschap. De opgenomen gelden werden als kapitaal gestort in (achtereenvolgens) verschillende buitenlandse concernvennootschappen. De op dat kapitaal ontvangen dividenden bleven in Nederland onbelast op grond van de deelnemings-vrijstelling en het zogenoemde Bosal-arrest (HvJ EU 18 september 2003, ECLI:NL:XX:2003: AL1180). In de door de winstvennootschappen gedane aangiften werd de aan de Engelse concernvennootschap betaalde rente in aftrek gebracht, waardoor effectieve belastingheffing over de door hen gerealiseerde boekwinsten (op de verkoop van hun ondernemingen/activa) werd voorkomen. In de desbetreffende jaren was op grond van (de tekst van) de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 de verrekening van dergelijke ‘gekochte’ winst met renteaftrek binnen één en hetzelfde boekjaar toegestaan.
Fraus legis?
De inspecteur heeft de aangiften van de Nederlandse concern(winst)vennootschappen gecorrigeerd door de betaalde rente niet in aftrek toe te laten. Daarbij heeft hij zich onder meer beroepen op het leerstuk van fraus legis (wetsontduiking). Volgens hem was de opgezette structuur in strijd met doel en strekking van de wet, met het oogmerk belastingheffing te verijdelen. Het betreft in totaal een twintigtal belastingaanslagen. Bij het overgrote deel daarvan is voorts een boete van 51% van de verschuldigde belasting opgelegd.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het hier gaat om een samenstel van rechtshandelingen dat is te kenmerken als een grootschalige tax planning structuur waarmee juist binnen de grens van de (letter van de) belastingwet wordt gebleven. De erdoor beoogde gevolgen staan volgens het hof zozeer haaks op doel en strekking van de belastingwet, dat zij niet kunnen worden aanvaard. Die gevolgen zijn niet in overeenstemming met de bedoeling van de Nederlandse wetgever. Daarom dient de structuur naar het oordeel van het hof met fraus legis te worden getroffen. Het hof volgt – evenals de rechtbank – de inspecteur voor zover deze de aan de Engelse concernvennootschap betaalde rente niet in aftrek heeft toegelaten.
De opgelegde boeten
Met het voorgaande is echter nog niet de vraag beantwoord of het bankenconcern met de onderhavige structuur en de daarop gebaseerde aangiften opzettelijk (of met grove schuld) onjuiste aangiften heeft ingediend. Als dat het geval zou zijn, zouden (fiscale) boeten kunnen worden opgelegd. Gelet op de wettekst, de wetsgeschiedenis en de op grond daarvan in de fiscale vakliteratuur verdedigde opvattingen, kan volgens het hof niet worden gezegd dat de Nederlandse concern(winst)- vennootschappen met hun aangiften de grens naar opzettelijk (of met grove schuld) onjuist handelen hebben overtreden. Bij dit oordeel neemt het hof in aanmerking dat het maatschappelijk klimaat ten tijde van het opzetten en implementeren van de structuur en het doen van de aangiften, anders was dan nu. In de maatschappelijke kringen waarvan het bankenconcern en zijn adviseurs toen deel uitmaakten, werden structuren als deze als legaal en toelaatbaar beschouwd. Het standpunt van het concern dient derhalve, in termen van de jurisprudentie van de Hoge Raad, als ‘objectief pleitbaar’ te worden aangemerkt. Hieruit volgt dat de boeten dienen te worden vernietigd.
Navorderingsaanslagen
De inspecteur heeft in een zevental gevallen de aanslagen van de Nederlandse concern(winst)- vennootschappen aanvankelijk geregeld zonder de in de aangifte geclaimde renteaftrek te corrigeren. In die gevallen heeft hij naderhand navorderingsaanslagen opgelegd waarbij hij de renteaftrek alsnog heeft geweigerd. Op formele gronden heeft het hof die zeven navorderingsaanslagen vernietigd. Het hof is van oordeel dat de Belastingdienst ten tijde van het regelen van de ‘primitieve’ aanslagen over zoveel en zo duidelijke informatie beschikte dat hij een ambtelijk verzuim beging door die aanslagen op te leggen zonder – ten minste – nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid de desbetreffende aangiften met fraus legis te bestrijden.
• ECLI:NL:GHAMS:2015:4098
(Hof Amsterdam)