Commissarissenonderzoek: ‘Evaluatieproces van RvB vereist inhaalslag’

Het evaluatieproces van de RvB vereist volgens Nederlandse commissarissen een inhaalslag. Dat blijkt uit het tweede deel van het jaarlijkse Grant Thornton commissaris benchmarkonderzoek, waaraan dit jaar 216 commissarissen en 5 secretarissen van RvC’s deelnamen.

In het tweede deelrapport wordt ingegaan op een aantal jaarlijks in het onderzoek terugke¬rende vragen als technische competenties, activiteiten van de RvC, samenwerking binnen de RvC en samenwerking tussen de RvB en de RvC en de evaluatie van het functioneren van de RvC. Vorig jaar bleek reeds tijdens de interviewrondes dat ook de evaluatie van het functioneren van de RvB door de RvC wel wat structuur behoefde. De indruk werd gewekt dat niet elke organisatie daarmee op een profes¬sionele manier omgaat. Met name aan dit onderwerp werd dit jaar extra aandacht besteed.

Evaluatie RvB

De respondenten gaven dit jaar aan dat er vooral verbeterwensen zijn met betrekking tot de werkgeversrol van de RvC. Belangrijkste activiteiten zijn hierin: selectie en benoeming van leden van RvB en de evaluatie van het functioneren van de RvB. Voor deze activiteiten is men van mening dat deze beter moeten worden uitgevoerd. Dit geldt vooral voor de evaluatie van het functioneren van de RvB en planning rond opvolging van leden van de RvB. Commissarissen vinden dat de kwaliteit van hun werk achterblijft bij de eisen die zij eraan stellen. Overigens geldt het voorgaande ook voor de selectie, benoeming en evaluatie van de RvC, zij het iets minder uitgesproken.

Onderliggende activiteiten evaluatieproces RvB en RvC lopen uiteen
 
De commissaris van het beursgenoteerde bedrijf vindt dat de RvB en de individuele leden jaarlijks moeten worden geëvalueerd, aan de hand van duidelijke criteria, door zelfevaluatie en met inbreng van de voorzitter RvC. Qua structuur (frequentie, hoe en door wie) tekenen zich de nodige verschillen af met de beoordeling van het functioneren van de RvC. De ratio daarachter is niet (altijd) duidelijk. Bij de andere typen organisaties manifesteren zich de nodige (forse) verschillen met het beursgenoteerd bedrijf. Dit is mede een indicatie van het onvoldoende uitgekristalliseerd zijn van het evalueren van de RvB bij deze laatste categorie van bedrijven.
 
In het algemeen lijken de ambities ten aanzien van de evaluaties van het functioneren van de RvB wat minder hoog te liggen dan die van het functioneren van de RvC. Maar het aantal wensen voor verbe¬teringen is zeer hoog en wordt breed gedeeld. Merkwaardig is overigens wel dat commissarissen tevreden zijn over de remuneratieactiviteiten, maar niet over het evaluatieproces ten aanzien van de RvB. Deze activiteiten zijn toch onlosmakelijk met elkaar verbonden? En gezien de commotie rond recente beloningen is het de vraag of de tevredenheid met de remuneratieactiviteiten ook door buitenstaanders wordt gedeeld.


Bij de beoordeling van de RvB bestaat er een voorkeur om dit te doen met een 360 graden benadering met een externe deskundige. Financiële en niet-financiële prestatiemaatstaven moeten in gelijke mate worden meegenomen. Omdat het aantal verbeterwensen op dit gebied zeer substantieel is, geeft dit aan dat het evaluatieproces van de RvB op een onvoldoende professioneel niveau gestructureerd is. Uit een open vraag naar de twee belangrijkste niet-financiële prestatiemaatstaven blijkt vooral de interne oriëntatie. Variabelen als klanttevredenheid en reputatie werden relatief weinig genoemd.

Volgens Bart Jonker, partner bij Grant Thornton, is het opvallend dat veel van de respondenten de nodige verbeterwensen hebben ten aanzien van de evaluatie van de RvB. ‘Het lijkt erop dat de prestatie oriëntatie in financiële termen (bijvoorbeeld winst, omzet en groei) in het verleden goed is afgedekt. Verbeteringen worden vooral gezocht in de niet financiële dimensie, zoals of een RvB duidelijke doelstellingen en strategie weet neer te zetten, betrokkenheid van de mensen in het bedrijf hiervoor kan realiseren, een voorbeeldfunctie heeft en een sfeer van saamhorigheid weet te realiseren. Een belangrijke rol is blijkbaar weggelegd voor niet-financiële informatie, zoals percepties van de medewerkers. Het lijkt logisch dit informatieproces op een vergelijkbare manier te organiseren als dat rond de financiële informatie. Alleen zal nu de RvC meer dan in het verleden belanghebbende zijn en misschien ook wel opdrachtgever om dit te (laten) regelen.’

Gerelateerde artikelen