College: klacht tegen accountantskantoor is te laat

De klacht tegen een accountantskantoor uit Overijssel dat zowel de kopers als de verkopers van een onderneming bijstond is ook door het College van Beroep voor het bedrijfsleven niet-ontvankelijk verklaard. Net als de tuchtrechter eerder is het College van oordeel dat de ondernemers hun klacht te laat hebben ingediend.

Zaaknr. 16/155

Eerder gepubliceerd over deze zaak:
Accountants 'speelden dubbelrol' bij verkoop

De rol van het accountantskantoor is in het verhaal van de ondernemers uiterst dubieus te noemen. Een bedrijf dat voornamelijk posters en decoratiemateriaal vervaardigde werd door een van de twee accountants van hetzelfde kantoor bij de ondernemers voorgedragen als een goede koop. Ten tijde van de overname door de klagers in juni 2012 leek er nog geen vuiltje aan de lucht. Maar nog geen jaar later ging het bedrijf al failliet. Kort na de overname, al in september 2012, bleek al dat de rekeningen niet meer betaald konden worden. Waarom werd dit bedrijf dan zo aangeprezen door een van de accountants? Het werd door hem zelfs omschreven als 'een kasmachine', zo zeiden de klagers. Pas later werd ze duidelijk dat de verkopers werden bijgestaan door datzelfde accountantskantoor.

De klacht werd door de Accountantskamer van tafel geveegd omdat deze te laat was ingediend. Het advies van de accountants waarover zij klagen werd gegeven tussen november 2011 en juni 2012. De klacht kwam later dan de termijn van drie jaar die er maximaal voor staat. Maar daar hadden de klagers een logische verklaring voor, gaven ze in hoger beroep aan. Op het moment dat ze het advies kregen om het bedrijf over te nemen, wisten ze nog niet dat het gedrag van de accountants een klacht waard was. Pas toen ze begin 2014 een deel van de administratie van het bedrijf via de curator verkregen, troffen ze een brief van een de twee accountants aan, gedateerd op 25 maart 2011. Daarin staat 'in klare taal' vermeld dat de toekomst van de onderneming niet rooskleurig is en dat een reorganisatie – met snijden in de kosten van productiepersoneel – noodzakelijk is. Omdat die sanering niet is doorgevoerd vermoeden de klagers dat de oplossing werd gevonden in de verkoop van het bedrijf om zo de negatieve financiële situatie op hen af te wentelen. Pas na lezing van die brief begrepen ze de dubbelrol die het kantoor van de twee accountants speelde. 

De twee accountants wezen op de ervaring die de klagers onder meer in het vastgoed als ondernemers hebben. Ze moeten kennis gehad hebben van het mogelijke risico van een tegenstrijdig belang en hadden – bij vermoedens – nader onderzoek moeten doen. Het overnametraject werd afgerond op 11 juni 2012. De bewuste 'driejaarstermijn' die voor klachten geldt, begint niet op het moment dat de klagers besef hadden van de dubbelrol van het accountantskantoor, stelt het College. Wel bepalend is het moment waarop ze ,,redelijkerwijs hebben kunnen constateren dat sprake was van handelen of nalaten van betrokken dat (mogelijk) tuchtrechtelijk verwijtbaar was'', aldus de uitspraak. Bovendien meent het College dat de ondernemers, gelet op hun opleidingsniveau en ervaring, voor of uiterlijk op 11 juni 2012 konden constateren dat er mogelijk sprake was van het verlenen van diensten met tegengestelde belangen en het mogelijk niet eerbiedigen van het vertrouwelijke karakter van verkregen informatie. 

Dat maakt dat ook het College de klacht niet-ontvankelijk verklaard. 

Auteur: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle 

Gerelateerde artikelen