Celstraf en beroepsverbod voor fraude met PGB’s
De vrouw presenteerde zich als bemiddelaar voor diverse mensen bij de aanvragen van PGB's. Ook voerde zij de administratie voor deze budgethouders en oefende zij de controle uit over hun bankrekeningen. Zonder medeweten van de budgethouders vulde ze jarenlang op eigen houtje formulieren in en diende deze vervolgens in bij zorgverzekeraars. Vervolgens haalde ze de bedragen die de verzekeraars uitkeerden van de rekeningen van de budgethouders.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat de 56-jarige vrouw op een snelle en gemakkelijke manier aan veel geld wilde komen. Daarbij trok zij zich er niets van aan dat zij door haar handelen het maatschappelijke draagvlak voor het PGB-stelsel ernstig heeft ondermijnd. Ook rekent de rechtbank het de vrouw zeer aan dat zij een kwetsbare groep mensen (de budgethouders) heeft gebruikt. Volgens de rechtbank was in eerste instantie een onvoorwaardelijke celstraf van 30 maanden passend. Maar omdat het Openbaar Ministerie lang heeft gewacht om deze zaak voor de rechter te brengen, matigt de rechtbank de straf met 2 maanden. De rechtbank legt een deels voorwaardelijke straf op om de vrouw ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Om herhaling nog beter te voorkomen en een kwetsbare groep mensen te beschermen, acht de rechtbank het daarnaast passend de vrouw 5 jaar lang te verbieden werk uit te voeren in de financiële en administratieve dienstverlening binnen de zorgsector.
Stichting niet vervolgd
De officier van justitie wilde ook dat de stichting zelf strafrechtelijk verantwoordelijk zou worden gehouden voor de frauduleuze praktijken. De stichting werd echter in mei 2014 ontbonden en volgens vaste rechtspraak zou de stichting in dit geval alleen kunnen worden vervolgd als het proces zou zijn ingezet vóór die datum. De officier van justitie startte de vervolging echter in augustus 2016. De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie in die zaak daarom niet-ontvankelijk.
Ook een vrouwelijke en mannelijke medebestuurder van de stichting zouden volgens de officier van justitie moeten worden gestraft voor hun aandeel in de strafbare feiten. De vrouw zou als leidinggevende zelf strafbare feiten hebben gepleegd en ook op de hoogte moeten zijn geweest van het handelen van de 56-jarige verdachte. De rechtbank oordeelt dat hiervoor echter geen bewijzen zijn en spreekt de vrouw daarom vrij. Beide medebestuurders hebben volgens de officier van justitie bovendien grote geldbedragen witgewassen. Uit het omvangrijke dossier bleek echter niet duidelijk hoe de officier van justitie aan de tenlastegelegde bedragen komt. Daarom verklaart de rechtbank deze dagvaardingen in zoverre nietig. Ook spreekt de rechtbank de man vrij van het bezit van 10.000 euro aan illegaal geld dat tijdens een doorzoeking achter een toilet werd gevonden. Volgens de rechtbank kan namelijk door de feitelijke omstandigheden niet worden uitgesloten dat dit geld door iemand anders op het toilet is verborgen, zodat witwassen door deze verdachte niet vast kwam te staan.