CBS: Belastingvoordeel woningbezit 280 euro per maand
De fiscale aftrek voor de eigen woning bedroeg vorig jaar 33,2 miljard euro, waarvan 31,8 miljard bestond uit de aftrek van de hypotheekrente inclusief overige financieringskosten voor de eigen woning. De overige 1,4 miljard was aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Dit geldt alleen voor woningeigenaren die geen of weinig rente betalen, omdat ze geen of een kleine eigenwoningschuld hebben. Deze regeling is in 2005 ingevoerd.
Het totale belastingvoordeel van de fiscale aftrek kwam in 2014 uit op 14,2 miljard euro voor ruim 4,2 miljoen huishoudens.
Totale aftrek 600 miljoen euro gedaald sinds 2012
De totale fiscale aftrek verdubbelde tussen 2000 en 2012 van 16,9 miljard euro tot 33,9 miljard euro. In de afgelopen twee jaar is de totale aftrek echter met ruim 600 miljoen euro gedaald door de extra aflossingen op de hypotheek en de lagere hypotheekrentes.
Belastingvoordeel groter bij hoger inkomen
Gemiddeld had een huishouden met een eigen woning een fiscale aftrek van 650 euro per maand. Dit resulteerde in een maandelijks belastingvoordeel van gemiddeld 280 euro. Vanaf de op een na laagste inkomensdecielgroep liep het belastingvoordeel op met het stijgen van het (bruto)inkomen van huishoudens van woningeigenaren, en wel van 100 euro in de tweede inkomensdecielgroep naar 510 euro in de tiende en hoogste inkomensdecielgroep. In de laagste inkomensgroep is het voordeel met 190 euro per maand groter dan in de navolgende vier inkomensgroepen. Dit effect komt voor rekening van zelfstandigen die normaal gesproken een hogere inkomenspositie innemen maar door een incidenteel slecht ondernemingsjaar nu in de laagste groep terecht zijn gekomen.
75 procent minder belasting voor laagste inkomensgroep
Bij de laagste inkomens zorgde de aftrek eigen woning voor een vermindering van de belastingheffing met 75 procent. Huishoudens in de op een na laagste inkomensgroep betaalden 49 procent minder heffing. Naarmate het inkomen hoger is, neemt het relatieve heffingsvoordeel af. De woningeigenaren met de hoogste inkomens betaalden door de aftrek eigen woning gemiddeld geen 4.420 maar 3.910 euro per maand. Hierdoor was de heffing gemiddeld 12 procent lager.
Meer dan de helft van alle huishoudens heeft aftrek eigen woning
In totaal profiteerden vorig jaar ruim 4,2 miljoen huishoudens van de aftrek eigen woning. Dit betreft 56,4 procent van alle Nederlandse huishoudens. Sinds 2005 is dit aandeel met 2,6 procentpunt gestegen.
Huishoudens met een hoog inkomen hebben veel vaker een eigen woning dan die met een laag inkomen. Nog geen 15 procent van de huishoudens in de laagste inkomensgroep had in 2014 voordeel van de aftrek voor de eigen woning. In de hoogste inkomensgroep had 92 procent van de huishoudens voordeel van de aftrek.
Helft totale belastingvoordeel voor hoogste inkomens
Door het grote aandeel huishoudens met een eigen woning en het gemiddeld hoge bedrag aan heffingsvoordeel, kwam 49 procent van het totale belastingvoordeel van 14,2 miljard euro terecht bij de twee hoogste inkomensgroepen. Ook met inachtneming van het belastingvoordeel betaalden deze huishoudens bijna 60 procent van de totale inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.
Ruim 8 op de 10 paren met jonge kinderen heeft aftrek eigen woning
Van de ouderparen met jonge kinderen hadden ruim 8 op de 10 een fiscale aftrek in verband met de eigen woning. Het gezamenlijke belastingvoordeel voor deze bevolkingsgroep was bijna 5,5 miljard euro, wat neerkomt op 38 procent van het totale belastingvoordeel. Zij hadden een gemiddelde fiscale aftrek van 950 euro per maand, wat hen gemiddeld 430 euro voordeel per maand opleverde. Hierdoor hoefden zij niet 2.070 euro aan belastingheffing te betalen, maar 1.640 euro en bespaarden ze 21 procent.
Woningbezit starters gedaald
Het aandeel starters op de woningmarkt daalde vorig jaar in vergelijking met 2012. Dit gold vooral voor de groep tot 25 jaar (–1,7 procentpunt). In totaal lag het aandeel huishoudens met een eigen woning in 2014 0,3 procentpunt hoger dan twee jaar eerder. Deze groei was volledig toe te schrijven aan huishoudens met een hoofdkostwinner vanaf 45 jaar, waar de stijging van het aandeel varieerde van 0,7 procentpunt (45 tot 55 jaar) tot 2,8 procentpunt (75 jaar en ouder).