Cbb: OM zocht alleen eigen gelijk in fraudeonderzoek

‘Het verrekenen van een vordering door een auto te schenken, is bijzonder, maar levert nog geen vermoeden van fraude op’

18/1018

Zaaknummer bij de Accountantskamer: 17/1263

Eerder over deze zaak verschenen: 
Klacht tegen 'frauderende accountant' ongegrond

Van het Openbaar Ministerie wordt verwacht dat ze zorgvuldig en zonder vooringenomenheid onderzoek doet voordat ze naar de tuchtrechter stapt met het verwijt dat een accountant gefraudeerd heeft. Van een dergelijk onderzoek in de zaak rond een Fries accountantskantoor is niets gebleken, concludeert het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 

Het Cbb verklaart het beroep ongegrond. In mei 2018 deed de Accountantskamer dat ook al voor alle klachtonderdelen. Het OM kwam uit bij het accountantskantoor nadat het bij een cliënt onderzoek deed. Bij die cliënt uit het Friese Oudkerk deed de politie in april 2015 een inval. De betreffende ondernemer gold op dat moment als hoofdverdachte in een strafrechtelijk onderzoek. Later werden bij het accountantskantoor stukken in beslag genomen. Uit de administratie bleek dat het kantoor een vordering van 101.000 euro had op de cliënt. Die werd op bijzondere wijze verrekend. Hiervan werd 55.000 euro uitbetaald door het kantoor een BMW 520d te schenken. 

Daarnaast kwam 5.000 euro te vervallen en werd voor het overige deel een creditfactuur opgesteld. Daarna werden nieuwe facturen gemaakt door het accountantskantoor gericht aan buitenlandse firma's van de ondernemer. Zo hoefde eerder geïncasseerde BTW niet verrekend te worden: voor rekeningen aan buitenlandse bedrijven geldt een 0-tarief. Die facturen gingen naar onder meer een Spaans en een Zwitsers bedrijf. Het verrekenen van een vordering door een auto te schenken, is bijzonder, maar levert nog geen vermoeden van fraude op, vond de Accountantskamer. Ook de klacht van het vervalsen van facturen werd ongegrond verklaard.

Het Openbaar Ministerie ging in beroep wat betreft het verwijt dat de accountant facturen vals had opgemaakt. Het gaat om drie facturen ter grootte van ruim 16.000 euro, 9.000 euro en ruim 8.300 euro. Volgens het OM kende het kantoor een nauwgezette procedure voor de totstandkoming van facturen. In de urenadministratie werd heel precies bijgehouden welke werkzaamheden waren verricht, door wie deze waren verricht en hoeveel tijd eraan was besteed. De factuuromschrijving laat een bonte verzameling van werkzaamheden zien, waarvan over het algemeen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat die niet abusievelijk op de verkeerde rechtspersoon zijn geboekt. 

Toch vroeg de vermeende fraudeur het kantoor de facturen te wijzigen en op naam van buitenlandse bedrijven te zetten. “Het is dan ook volstrekt ongeloofwaardig dat vervolgens jaren later opeens blijkt dat de registratie en de facturatie van de afgelopen jaren voor een groot gedeelte niet correct zijn'', vond de klager. Er bestaat volgens het OM geen enkele onderbouwing voor de hoogte van de facturen die vervolgens aan de buitenlandse rechtspersonen zijn gericht. Die facturen zijn voorts op een afwijkende wijze opgemaakt. De betreffende rechtspersonen waren namelijk nog niet in het klantenbestand van het kantoor opgenomen. “Het opnemen en dus verwerken in de eigen administratie van valse facturen wordt in strafrechtelijke zin gekwalificeerd als valsheid in geschrifte, ook al is het slechts bedoeld ter wegwerking van oneffenheden om controle op de werkelijke gang van zaken te belemmeren.''

'Op zoek naar eigen overtuiging'
De accountant reageerde dat het kantoor voor veel ondernemingen van de cliënt werk verrichtte, ook voor bedrijven die formeel nog geen klant waren. Het gaat daarbij onder meer om advisering over herstructurering van bedrijven en plannen voor distributie in Europa en het oprichten van buitenlandse rechtspersonen. De activiteiten en ondernemingen overlapten elkaar en dat maakte de gewerkte uren niet direct toerekenbaar aan een vennootschap. Het op een volledig juiste wijze administreren was volgens betrokkene in de gegeven situatie praktisch niet uitvoerbaar. 

Het OM is er kennelijk van overtuigd dat de betrokkene valse facturen heeft opgemaakt. “Objectief bezien is daarvoor echter onvoldoende bewijs overgelegd'', schrijft het Cbb in haar uitspraak. Vooral laakbaar is dat de klager heeft nagelaten het alternatieve scenario van de accountant te onderzoeken. Zo vond het OM het niet nodig de accountmanager te horen die mogelijk meer duidelijkheid kon verschaffen. “Appellant lijkt in het strafrechtelijk onderzoek slechts op zoek te zijn geweest naar informatie ter bevestiging van zijn overtuiging dat betrokkene opzettelijk valse facturen heeft opgemaakt of gebruikt.''

Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle

Gerelateerde artikelen