CBb laat berisping AA vanwege betrokkenheid bij dubieuze factuur in stand
In augustus 2015 verklaarde de Accountantskamer dat een tuchtklacht over de betrokkenheid van de accountant bij een evident dubieuze factuur gegrond was. De AA kreeg de maatregel van berisping opgelegd. De factuur was opgesteld door een 50% aandeelhouder om de winst van de onderneming op een voor deze aandeelhouder fiscaal gunstige wijze af te romen. Volgens de tuchtrechter had de accountant voldoende twijfel moeten hebben over de juistheid van die factuur en het vermoeden moeten hebben dat met die factuur de waarheid geweld werd aangedaan. De AA had dan ook het in de VGC bedoelde conceptueel raamwerk moeten toepassen, wat hij heeft nagelaten.
De AA ging tegen deze uitspraak in beroep bij het CBb. Hij kon zich onder meer niet verenigen met de gegrondverklaring door de Accountantskamer van het klachtonderdeel dat de winst van de onderneming op een fiscaal gunstige manier werd afgeroomd. Het zou niet gaan om een dubieuze factuur. De factuur met de motivering was ter goedkeuring voorgelegd aan de Belastingdienst en die ging akkoord met de fiscale behandeling van de factuur.
Het CBb gaat niet mee in het verweer van de accountant en komt net als de tuchtrechter tot het oordeel dat de AA geen maatregelen heeft genomen om de bedreiging voor de naleving van de fundamentele beginselen weg te nemen. Het CBb komt tot de slotconclusie dat de gegrondverklaring door de tuchtrechter van het klachtonderdeel over de afroming in stand blijft en dat niet is gebleken van andere omstandigheden waarmee rekening gehouden moet worden bij het opleggen van een maatregel. Daarom acht het College evenals de Accountantskamer de maatregel van berisping in dit geval passend en geboden.
Lees ook: