CBb: dubieuze lening had tot nader onderzoek accountant moeten leiden
Het ging om de samenstellingsverklaring 2011 van de Vereniging van Eigenaren van een verzorgingsflat. Een bestuurder van die vereniging heeft vier ton aan zijn eigen BV geleend. In de leenovereenkomst diens handtekening aan beide kanten: als bestuurder van schuldeiser VvE en als directeur van de BV als schuldenaar. Toen de accountant anderhalf jaar later de jaarrekening opmaakte merkte hij die lening wel op, maar ondernam geen actie. Hij dacht dat het een bonafide lening was en dat de Raad van Toezicht van de VvE er wel van wist. Dat bleek niet het geval: de lening was bij de behandeling van de klacht in eerste aanleg niet terugbetaald en de RvT wist van niets.
De AA keerde zich in hoger beroep in het bijzonder tegen de overweging van de Accountantskamer dat de enkele constatering van een tegengesteld belang automatisch moet leiden tot de constatering dat er van fraude sprake kan zijn. Dat vindt hij een ‘boude bewering’. Het vermoeden dat er iets niet in de haak zou zijn is pas later ontstaan, omdat de VvE rekeningen van een collega van hem in de maatschap onbetaald liet.
Het CBb stelt dat er op zich geen verificatieplicht bestaat bij het opstellen van een samenstellingsverklaring. De verantwoordelijkheid voor de informatie daarin ligt bij de opdrachtgever. Tenzij die informatie vragen op roept en dat was hier het geval. De AA had moeten nagaan of de bestuurder, handelend namens de VvE daadwerkelijk bevoegd was de overeenkomst aan te gaan. Ook had hij hem nader moeten bevragen over de overeenkomst en met name of de Raad van Toezicht ermee heeft ingestemd.
Lees ook:
• Klacht: accountant deed niets met dubieuze lening van ouderen
(Door: Petra van Walraven/Juridisch Persbureau Zwolle).