CBb: berisping RA voor niet tijdig melden ongebruikelijke transacties

Een registeraccountant blijft zitten met een berisping, omdat hij niet tijdig melding heeft gedaan van ongebruikelijke transacties bij een cliënt. Zijn beroep tegen een uitspraak van de Accountantskamer is ongegrond verklaard door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).

De klacht tegen de RA was ingediend door het Bureau Financieel Toezicht. Dat ontdekte bij een onderzoek bij de accountant duistere zaken in een van de dossiers van een restauranthouder. Er gingen geldstromen om die ongewoon groot waren voor een beginnend horecabedrijf. Zo was er 350.000 euro onttrokken aan het bedrijf, was er sprake van onduidelijke geldleningen  en schuldbekentenissen en bij de klant thuis lag een grote som contant geld.

He BFT kwam in maart 2013 met een conceptrapport, dat aan de RA is voorgelegd. Voor de accountant nog geen reden aan de bel te trekken bij de Financial Inttelligence Unit Nederland (FIU-NL). Dat deed hij pas na verschijning van het definitieve rapport in het najaar van datzelfde jaar.  De accountant bleef er in hoger beroep bij dat hij niet verplicht was op basis van het conceptrapport melding te doen en vindt dat de Accountantskamer onvoldoende oog heeft gehad voor de eigen professionele oordeelsvorming van de accountant. Er liep al een politieonderzoek tegen zijn cliënt en hij vond dat hij dat wel af kon wachten. Maar die omstandigheid ontslaat hem niet van de verplichting ‘onverwijld’ melding te doen. En in elk geval had hij dat meteen na kennisname van het conceptrapport moeten doen.

Ook handhaaft het CBb het oordeel van de tuchtrechter in eerste aanleg dat de accountant geen waarborgen heeft getroffen voor het wegnemen van bedreigingen voor onder meer zijn integriteit en objectiviteit. Hij heeft namelijk niets in zijn dossier opgenomen over zijn overwegingen, ook niet nadat hij op de hoogte raakte van de verdenkingen tegen zijn cliënt. Naar eigen zeggen heeft hij buiten het dossier om wel notities in zijn eigen computer gemaakt, maar die heeft hij niet aan het BFT verstrekt.

De registeraccountant vangt eveneens  bot met zijn bezwaar dat de opgelegde maatregel te zwaar zou zijn. De Accountantskamer overwoog dat de RA ‘op geen enkele wijze blijk heeft gegeven oog te hebben gehad’ voor bedreigingen. De betrokkene trekt de conclusie dat hij gestraft wordt voor het enkele feit dat hij verweer heeft gevoerd. Maar zo ligt het niet: de maatregel past bij een ‘ernstig gebrek in de oordeelsvorming’ en ‘schending van de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.

Lees ook:

[Door: Petra van Walraven/Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen